Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 5 september 2002 ingesteld door National Resource for Innovative Training Research and Employment Actions Limited (NRITEA) tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-268/02)

    (Procestaal: Engels)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 5 september 2002 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door National Resource for Innovative Training Research and Employment Actions Limited (NRITEA), gevestigd te Newcastle Upon Tyne (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door Alison Tate, solicitor.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

( het besluit van de Commissie van 23 mei 2002 nietig te verklaren en te gelasten dat verzoekster een gedetailleerde uiteenzetting wordt verschaft van elk dossier ten aanzien waarvan wordt beweerd dat er een probleem bestaat en voldoende tijd krijgt om te reageren;

-subsidiair, de beschikking van 23 mei 2001 nietig te verklaren en te verklaren dat in casu artikel 23 van verordening (EEG) nr. 4253/88 van toepassing is in plaats van artikel 24.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een vrijwilligersorganisatie in de vorm van een Company limited by guarantee, die hulp en begeleiding biedt bij de ontwikkeling en ontplooiing van achtergestelde en behoeftige personen in het Verenigd Koninkrijk. Verzoekster werkte daartoe samen met The MARI Group Limited, een commerciële, in opleidingen gespecialiseerde onderneming.

In beide ondernemingen vonden diepgaande accountantscontroles plaats. In aansluiting op deze accoutantscontroles besloot de Commissie naar aanleiding van diverse onregelmatigheden bij de uitvoering van de projecten tot een vermindering van de totale bijstand van het Europees Sociaal Fonds. In de onderhavige zaak wordt deze beschikking door verzoekster bestreden.

Verzoekster concludeert dat de Commissie een wezenlijk vormvoorschrift heeft geschonden door verzoekster niet de gelegenheid te bieden zich te verdedigen. Volgens verzoekster heeft de Commissie verzoekster nooit rechtsstreeks voldoende gedetailleerd in kennis gesteld van de aangevoerde grieven.

Verzoekster voert verder aan dat haar recht op een eerlijk proces is geschonden. Volgens verzoekster is de zaak niet eerlijk en onpartijdig behandeld. Verzoekster stelt tevens schending van het recht op toegang tot documenten. Bovendien schond de Commissie het beginsel van goed bestuur door de zaak niet binnen een redelijke termijn te behandelen.

Tot slot voert verzoekster aan dat de Commissie door de toepasssing van artikel 24 van verordening (EEG) nr. 4253/881 haar bevoegdheden heeft misbruikt. Volgens verzoekster mag artikel 24 alleen worden toegepast ingeval van onregelmatigheden. In de onderhavige zaak had de Commissie artikel 23 van de verordening moeten toepassen teneinde het ten gevolge van vergissingen te veel betaalde bedrag te innen.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (PB L 374, blz. 1).