Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 30 januari 2003 ingesteld door SP SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-27/03)

    Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 30 januari 2003 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door SP SpA, vertegenwoordigd door G. Belotti en N. Pisani, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(primair, de bestreden beschikking non-existent en/of nietig te verklaren;

(subsidiair, de aan SP opgelegde boete in te trekken of te verlagen;

(hoe dan ook, verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Als middel van nietigverklaring beroept verzoekster zich op volledige onbevoegdheid van de Commissie om op 17 december 2002 een beschikking op basis van artikel 65 EGKS-Verdrag te geven. Dit Verdrag is op 22 juli 2002 afgelopen, zodat de beschikking nietig is. Bij gebreke van een uitdrukkelijke machtiging door de lidstaten was de Commissie niet bevoegd de bestreden beschikking te geven.

Verzoekster betwist voorts de economische context die de Commissie in aanmerking heeft genomen. Enerzijds is de Italiaanse geografische markt als relevant beschouwd en anderzijds is volledig voorbij gegaan aan de omstandigheid dat de gemiddelde prijs van rondstaal in Italië steeds lager is geweest dan in andere landen.

Bovendien betwist SP het gebruik van documenten door de Commissie tot staving van haar beschikkingen ( met name het schrijven van een samenwerkende onderneming, die naar het oordeel van de Commissie nuttige gegevens heeft verschaft omtrent de werking van de overeenkomst ( zonder dat deze in de loop van de procedure ter kennis van verzoekster zijn gebracht. De Commissie heeft deze samenwerking verzwegen en verzoekster daardoor belet tijdig een standpunt in te nemen over de geuite beschuldigingen. Ook op deze grond vordert verzoekster nietigverklaring van de beschikking wegens schending van het recht van verweer.

SP stelt ook de onjuiste toepassing van het recht, inzonderheid artikel 65 EGKS-Verdrag, aan de orde. De Commissie heeft onvoldoende elementen aangevoerd ten bewijze van het bestaan van een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging.

Tot slot komt verzoekster op tegen de wijze waarop de Commissie de opgelegde boete heeft berekend, met name het vermenigvuldigend effect, de verhoging wegens de beweerde ononderbroken duur van de beweerde inbreuken en de beweerde buitengewoon grote ernst van de overtredingen, waarvoor geen bewijs is geleverd.

____________