Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 januari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof - Oostenrijk) – RW / Österreichische Post AG

(Zaak C-154/21)1

[Prejudiciële verwijzing – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 15, lid 1, onder c) – Recht van inzage van de betrokkene in zijn gegevens – Informatie over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt – Beperkingen]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RW

Verwerende partij: Österreichische Post AG

Dictum

Artikel 15, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

moet aldus worden uitgelegd dat

het in die bepaling bedoelde recht van de betrokkene om inzage te verkrijgen van de hem betreffende persoonsgegevens, meebrengt dat de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer die gegevens aan ontvangers zijn of zullen worden verstrekt, verplicht is om aan de betrokkene de identiteit van deze ontvangers mee te delen, tenzij het onmogelijk is om die ontvangers te identificeren of wanneer de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat de verzoeken om inzage van de betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig van aard zijn in de zin van artikel 12, lid 5, verordening 2016/679, in welke gevallen de verwerkingsverantwoordelijke alleen de categorieën van de betreffende ontvangers hoeft mee te delen aan die betrokkene.

____________

1 PB C 217 van 7.6.2021.