Language of document : ECLI:EU:T:2014:852

Zaak T‑39/13

Cezar Przedsiębiorstwo Produkcyjne Dariusz Bogdan Niewiński

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een invoegstuk weergeeft – Ouder model – Nieuwheid – Eigen karakter – Zichtbare kenmerken van het onderdeel van een samengesteld voortbrengsel – Beoordeling van het oudere model – Artikelen 3, 4, 5, 6 en 25, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 6/2002”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 3 oktober 2014

1.      Gemeenschapsmodellen – Beschermingsvoorwaarden – Model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt – Onderdeel dat bij normaal gebruik van het voortbrengsel zichtbaar moet blijven om te worden geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, punt 12 van de considerans en art. 4, lid 2, sub a)

2.      Gemeenschapsmodellen – Beschermingsvoorwaarden – Model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt – Onderdeel dat bij normaal gebruik van het voortbrengsel zichtbaar moet blijven om te worden geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben – Onmogelijkheid om de voorwaarden te beoordelen aan de hand van een vergelijking met een ouder model dat als onderdeel van een samengesteld voortbrengsel niet zichtbaar is

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 4, lid 2, sub a)

1.      Volgens artikel 4, lid 2, sub a, van verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen wordt een model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben voor zover dit onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft.

De zichtbaarheid is een wezenlijk criterium voor de bescherming van gemeenschapsmodellen. Uit punt 12 van de considerans van verordening nr. 6/2002 blijkt immers dat de bescherming zich niet dient uit te strekken tot de onderdelen die bij normaal gebruik van een voortbrengsel niet zichtbaar zijn, noch tot de kenmerken van een dergelijk onderdeel die onzichtbaar zijn wanneer dat onderdeel op zijn plaats is aangebracht.

(cf. punten 36, 40)

2.      Aangezien een model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt dat bij normaal gebruik van dit samengestelde voortbrengsel niet zichtbaar is, niet kan worden beschermd op grond van artikel 4, lid 2, sub a, van verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen, dient naar analogie te worden vastgesteld dat de nieuwheid en het eigen karakter van een gemeenschapsmodel niet mogen worden beoordeeld door dit model te vergelijken met een ouder model dat als onderdeel van een samengesteld voortbrengsel bij normaal gebruik van dit voortbrengsel niet zichtbaar is. Het zichtbaarheidscriterium, zoals vermeld in punt 12 van de considerans van verordening nr. 6/2002, is dus van toepassing op het oudere model.

(cf. punten 51, 52)