Language of document : ECLI:EU:T:2005:10

Zaak T‑141/01

Entorn, Societat Limitada Enginyeria i Serveis

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„EOGFL – Financiële deelneming aan demonstratieproject voor invoering van nieuwe teelttechnieken voor productie van sumak – Intrekking van financiële bijstand van fonds”

Samenvatting van het arrest

1.      Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Beschikking tot opschorting, vermindering of intrekking van aanvankelijk toegekende bijstand – Terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen – Verplichting rustend op ontvanger van bijstand

(Verordeningen van de Raad nr. 2052/88, art. 4, lid 1, en 5, lid 2, nr. 4253/88, art. 24 en nr. 4256/88, art. 8)

2.      Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Informatie- en loyaliteitsplicht van ontvanger van bijstand – Onregelmatigheden begaan door derde die handelt in naam van ontvanger – Onregelmatigheden begaan door bestuurder – Toerekening aan ontvanger

3.      Economische en sociale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Communautaire financiering – Bedragen die aan derden zijn betaald – Bedragen die worden geacht rechtstreeks te zijn betaald aan ontvanger van bijstand – Voorwaarden

4.      Procedure – Verzoek om maatregelen van instructie en om maatregelen tot organisatie van procesgang – Verzoek ingediend in ander stadium van procedure dan waarin nieuwe bewijsaanbiedingen toegestaan zijn – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub e, en 48, lid 1)

1.      Artikel 24 van verordening nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds, geeft niet uitdrukkelijk aan, wie de adressaat van een beschikking houdende intrekking van een communautaire bijstand moet zijn, en preciseert niet wie de onverschuldigd betaalde bedragen aan de Commissie moet terugbetalen.

Uit artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 2, van verordening nr. 2052/88 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten, zoals gewijzigd, vloeit evenwel voort dat, wanneer de actie van de Gemeenschap de vorm aanneemt van rechtstreekse financiering door de Commissie van proef- en demonstratieprojecten, de krachtens verordening nr. 4253/88, zoals gewijzigd, gegeven beschikkingen worden gericht aan de individuele ontvangers van de communautaire bijstand. Daaruit volgt dat in het geval van een rechtstreeks door de Commissie gefinancierde actie krachtens artikel 8 van verordening nr. 4256/88 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van verordening nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Oriëntatie, de intrekkingsbeschikking moet worden gericht aan de ontvanger van de communautaire bijstand, op wie de terugbetalingsplicht dus rust.

(cf. punten 61, 88)

2.      De ontvanger van communautaire financiële bijstand kan de op hem rustende informatie- en loyaliteitsplicht jegens de Commissie niet van zich afschuiven door een beroep te doen op een derde in plaats van die verplichting zelf na te komen. Derhalve is een eventuele niet-nakoming door deze laatste van de instructies van de bestuurder van de ontvangende vennootschap aan deze vennootschap toe te rekenen.

Aan de ontvangende vennootschap is eveneens toe te rekenen de ernstige onregelmatigheid waarbij haar bestuurder deelneemt aan handelingen die erop zijn gericht de betalingen uit hoofde van communautaire bijstand te gebruiken voor andere doelstellingen dan die waarvoor zij waren bestemd. De medewerking van andere personen aan deze onregelmatigheden kan de ontvanger van de bijstand niet ontheffen van zijn verantwoordelijkheid voor de handelingen die door zijn bestuurder in zijn naam zijn verricht.

(cf. punten 70, 79-80)

3.      De bedragen die de Commissie in opdracht van de ontvanger aan derden heeft betaald, moeten worden gelijkgesteld met de bedragen die zij als communautaire financiering rechtstreeks aan de ontvanger heeft betaald. Zonder een door deze ontvanger gegeven of aan hem toe te rekenen opdracht kunnen deze bedragen daarentegen niet worden beschouwd als zijnde betaald aan deze ontvanger.

(cf. punten 90‑91)

4.      Om het Gerecht in staat te stellen, te bepalen of een maatregel tot organisatie van de procesgang nuttig is voor het goede verloop van de procedure, moet de partij die daarom verzoekt, het Gerecht ten minste een minimum aan gegevens verstrekken die aannemelijk maken dat de maatregel van nut is voor de beslechting van het geschil. Indien een dergelijk verzoek erop is gericht, nieuwe feitelijke elementen te verkrijgen en wordt ingediend in een stadium van de procedure waarin nieuwe bewijsaanbiedingen in beginsel verboden zijn, is het met name noodzakelijk dat de partij die om deze maatregelen verzoekt, uiteenzet waarom dat verzoek niet eerder kon worden ingediend.

(cf. punt 132)