Language of document :

Beroep ingesteld op 14 mei 2012 - Duitsland / Commissie

(Zaak T-198/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze en A. Wiedmann)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

het op 2 maart 2012 aan haar betekende besluit C(2012) 1348 def. van de Commissie van 1 maart 2012 inzake de nationale bepalingen ter handhaving van de grenswaarden voor lood, barium, arseen, antimoon, kwik en nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed nadat richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed van toepassing is geworden, waarvan door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis is gegeven, nietig te verklaren

voor zover daarbij de ter handhaving meegedeelde nationale bepalingen met grenswaarden voor antimoon, arseen en kwik niet zijn goedgekeurd (art. 1, lid 1), en

voor zover daarbij de ter handhaving meegedeelde nationale bepalingen met grenswaarden voor lood en barium slechts tot en met 21 juli 2013 zijn goedgekeurd (art. 1, leden 2 en 3);

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster in wezen volgende argumenten aan:

Schending van de Verdragen in de zin van artikel 263, tweede alinea, derde grond, juncto artikel 114 VWEU wegens onrechtmatigheid van de beperking in de tijd van de goedkeuring voor lood en barium

Volgens verzoekster schendt het bestreden besluit artikel 263, tweede alinea, derde grond, VWEU, voor zover de Commissie de ter handhaving meegedeelde nationale bepalingen met grenswaarden voor lood en barium slechts tot en met 21 juli 2013 heeft goedgekeurd, aangezien de tijdsbeperking afbreuk doet aan de in artikel 114 VWEU opgenomen regeling inzake termijnen en stilzwijgende goedkeuring.

Schending van wezenlijke vormvoorschriften in de zin van artikel 263, tweede alinea, tweede grond, VWEU wegens niet-nakoming van de motiveringsplicht van artikel 296, tweede alinea, VWEU wat de beperking in de tijd van de goedkeuring voor lood en barium betreft

Verzoekster stelt dat de Commissie, voor zover zij de ter handhaving meegedeelde nationale bepalingen met grenswaarden voor lood en barium slechts tot en met 21 juli 2013 heeft goedgekeurd, de motiveringsplicht van artikel 296, tweede alinea, VWEU heeft geschonden en aldus een wezenlijk vormvoorschrift in de zin van artikel 263, tweede alinea, tweede grond, VWEU niet heeft nageleefd.

Misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 263, tweede alinea, vierde grond, VWEU wegens de beperking in de tijd van de goedkeuring voor lood en barium

Schending van de Verdragen in de zin van artikel 263, tweede alinea, derde grond, VWEU wegens niet-inachtneming van het beoordelingscriterium van artikel 114, leden 4 en 6, VWEU ten aanzien van antimoon, arseen, en kwik

Verzoekster voert aan dat de Commissie de Verdragen heeft geschonden in de zin van artikel 263, tweede alinea, derde grond, VWEU voor zover zij ervan is uitgegaan dat de Duitse Bondsregering niet heeft aangetoond dat richtlijn 2009/48/EG geen passend niveau van bescherming meer biedt en schadelijk is voor de gezondheid, omdat zij aldus afbreuk heeft gedaan aan het in artikel 114, leden 4 en 6, VWEU vervatte criterium voor de beoordeling of en in hoeverre de handhaving van nationale bepalingen na de vaststelling van een harmonisatiemaatregel op grond van in artikel 36 VWEU bedoelde gewichtige eisen gerechtvaardigd is.

Volgens het arrest van het Hof van 20 maart 2003, Denemarken/Commissie (C-3/00, Jurispr. blz. I-2643), is het criterium of de verzoekende lidstaat heeft aangetoond dat de nationale bepalingen een hoger niveau van bescherming voor de volksgezondheid bieden dan de communautaire harmoniseringsmaatregelen en dat zij niet verder gaan dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

Schending van de Verdragen in de zin van artikel 263, tweede alinea, derde grond, VWEU wegens een feitelijk en rechtens onjuiste toepassing van artikel 114, leden 4 en 6, VWEU ten aanzien van antimoon, arseen en kwik

Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit evenzeer inbreuk maakt op artikel 114, leden 4 en 6, VWEU en dus de Verdragen schendt in de zin van artikel 263, tweede alinea, derde grond, VWEU, voor zover de Commissie heeft betoogd dat de Duitse Bondsregering niet heeft aangetoond dat de nationale bepalingen een hoger beschermingsniveau waarborgen dan richtlijn 2009/48/EG. De nationale bepalingen met grenswaarden voor arseen, antimoon en kwik in speelgoed waarborgen immers daadwerkelijk een hoger niveau van bescherming van de gezondheid van kinderen dan richtlijn 2009/48/EG en gaan niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, en de Duitse Bondsregering heeft dit bovendien overeenkomstig de rechtspraak van het Hof voldoende aangetoond.

____________

1 - Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170, blz. 1).