Language of document : ECLI:EU:C:2015:361

Zaak C‑195/14

Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände –
Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

tegen

Teekanne GmbH & Co. KG

(verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2000/13/EG – Etikettering en presentatie van levensmiddelen – Artikelen 2, lid 1, onder a), i), en 3, lid 1, punt 2 – Etikettering die de koper kan misleiden ten aanzien van de samenstelling van levensmiddelen – Lijst van ingrediënten – Gebruik van de vermelding ‚framboos-vanille avontuur’ en van afbeeldingen van frambozen en vanillebloesem op de verpakking van een vruchtenthee die deze ingrediënten niet bevat”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 4 juni 2015

Harmonisatie van de wetgevingen – Etikettering en presentatie van, alsmede reclame voor, levensmiddelen – Richtlijn 2000/13 – Verbod van etikettering die de koper kan misleiden – Etikettering die door middel van het uiterlijk, de beschrijving of een grafische voorstelling van een bepaald ingrediënt de indruk kan wekken dat een levensmiddel dat ingrediënt bevat – Ontbreken van dat ingrediënt, waarvan uitsluitend blijkt uit de lijst van ingrediënten die op de verpakking van dat levensmiddel staat – Ontoelaatbaarheid – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie

[Richtlijn 2000/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, a), i), en 3, lid 1, punt 2]

De artikelen 2, lid 1, onder a), i), en 3, lid 1, punt 2, van richtlijn 2000/13 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 596/2009, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de etikettering van een levensmiddel en de wijze waarop deze is uitgevoerd, door middel van het uiterlijk, de beschrijving of een grafische voorstelling van een bepaald ingrediënt de indruk kunnen wekken dat dit levensmiddel dat ingrediënt bevat, terwijl het dit in werkelijkheid niet bevat, wat uitsluitend blijkt uit de lijst van ingrediënten die op de verpakking van dat levensmiddel staat.

De lijst van ingrediënten kan in bepaalde situaties, ook al is die lijst juist en volledig, ongeschikt zijn om de verkeerde of dubbelzinnige indruk van de consument over de kenmerken van een levensmiddel, die voortvloeit uit de andere elementen waaruit de etikettering van dat levensmiddel is samengesteld, genoegzaam te corrigeren.

Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om alle verschillende elementen van de etikettering van het betrokken levensmiddel te onderzoeken teneinde te bepalen of een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument kan worden misleid. In dat onderzoek moet de nationale rechterlijke instantie met name rekening houden met de gebruikte bewoordingen en afbeeldingen en met de plaats, de omvang, de kleur, het lettertype, de taal, de zinsbouw en de gebruikte leestekens van de verschillende elementen op de verpakking van dat levensmiddel.

(cf. punten 40, 42‑44 en dictum)