Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 28 februari 2005 ingesteld door Sinara Handel GmbH tegen de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-91/05)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 28 februari 2005 beroep ingesteld tegen de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Sinara Handel GmbH, gevestigd te Keulen (Duitsland), vertegenwoordigd door K. Adamantopoulos en E Petritsi, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

─    de Europese Gemeenschap te veroordelen tot betaling van 1 633 344,33 EURO aan verzoekster wegens gederfde winst over de periode van juni 2000 tot december 2002, met rente ad 8 % per jaar, als vergoeding van de schade die verzoekster heeft geleden als gevolg van de vaststelling van de definitieve antidumpingmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 2320/97 van 17 november 1997 van de Raad;

─    subsidiair, verzoekster als vergoeding van de schade wegens winstderving over de periode van juni 2000 tot december 2002 een bedrag toe te kennen dat tijdens de procedure na een tussenvonnis van het Gerecht bij overeenkomst tussen partijen zal worden vastgesteld en, indien geen overeenstemming wordt bereikt, in het eindarrest van het Gerecht;

─    de Raad en de Commissie te verwijzen in alle door verzoekster in de loop van dit geding gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster voert in de Gemeenschap naadloze buizen en pijpen in en wordt geraakt door de maatregelen krachtens verordening (EG) nr. 2320/97 van de Raad van 17 november 1997 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Hongarije, Polen, Rusland, de Tsjechische Republiek, Roemenië en de Slowaakse Republiek, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1189/93 en tot beëindiging van de procedure met betrekking tot dergelijke invoer van oorsprong uit de Republiek Kroatië.1

De Commissie heeft ook beschikking 2003/382/EG van 8 december 1999 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag (Zaak IV/E-1/35.860-B naadloze stalen buizen)2 vastgesteld, waarbij verschillende gemeenschapsproducenten van naadloze buizen en pijpen een geldboete is opgelegd.

Volgens verzoekster heeft het mededingingsbeperkend gedrag van de gemeenschapsproducenten, gelet op de overlapping van het productengamma, de betrokken ondernemingen en de periodes van onderzoek van de mededinging en anti-dumpingprocedures, de schade en het onderzoek van de causaliteit in de anti-dumpingprocedures beïnvloed. Volgens verzoekster hebben verweerders geen rekening gehouden met het mededingingsbeperkend gedrag bij hun beoordeling van de door de import veroorzaakte schade en hebben zij derhalve verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap3 geschonden, en zijn zij de verplichtingen van behoorlijk bestuur en zorgvuldigheid niet nagekomen. Verzoekster stelt ook schending van het vertrouwens- en het evenredigheidsbeginsel.

Volgens verzoekster hebben verweerders in verordening (EG) nr. 1322/2004 van de Raad van 16 juli 2004 tot wijziging van verordening (EG) nr. 2320/97 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal uit, onder meer, Rusland en Roemenië4, erkend dat de uitkomst van het onderzoek in de anti-dumpingprocedure anders had kunnen zijn indien rekening was gehouden met het mededingingsbeperkend gedrag.

Derhalve vordert verzoekster schadevergoeding wegens gederfde winst over de periode van juni 2000 tot december 2002.

____________

1 - PB L 322, blz. 1

2 - PB 2003 L 140, blz.1

3 - PB L 56, blz. 1

4 - PB L 246, blz. 10