Language of document :

Beroep ingesteld op 1 oktober 2009 - SKW Stahl-Metallurgie Holding AG en SKW Stahl-Metallurgie / Commissie

(Zaak T-384/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: SKW Stahl-Metallurgie Holding AG (Unterneukirchen, Duitsland) en SKW Stahl-Metallurgie GmbH (Unterneukirchen, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Birnstiel, S. Janka en S. Dierckens, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de bestreden beschikking nietig verklaren, voor zover zij verzoeksters betreft;

subsidiair, artikel 2 van de bestreden beschikking, waarbij aan verzoeksters een geldboete is opgelegd, aldus herzien dat de geldboete wordt ingetrokken dan wel minstens aanzienlijk wordt verlaagd;

verweerster verwijzen in haar eigen kosten en in die van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen beschikking C(2009) 5791 def. van de Commissie van 22 juli 2009 in de zaak COMP/39.396 - Reagentia op basis van calciumcarbide en magnesium voor de staal- en gasindustrie. Bij de bestreden beschikking is aan verzoeksters en aan andere ondernemingen een geldboete opgelegd wegens schending van artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Verzoeksters zijn volgens de Commissie schuldig aan één enkele en voortdurende inbreuk in de sector calciumcarbide en magnesium in de EER, met uitzondering van Spanje, Portugal, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, bestaande in het verdelen van de markt, quota-afspraken, het verdelen van klanten, prijsstelling en het uitwisselen van gevoelige commerciële informatie over prijzen, klanten en verkochte hoeveelheden.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

In de eerste plaats wordt verweerster verweten dat zij het recht om te worden gehoord heeft geschonden, doordat zij verzoeksters niet in staat heeft gesteld hun argumenten ook mondeling in een hoorzitting naar voren te brengen.

In de tweede plaats betogen verzoeksters dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 81, lid 1, EG. In dit verband wordt verweerster verweten de gedragingen van SKW Stahl-Metallurgie GmbH te hebben toegerekend aan SKW Stahl-Metallurgie Holding AG. Verder voeren verzoeksters aan dat aan de vereisten voor de weerlegging van het vermoeden dat de moedermaatschappij een bepaalde invloed op haar dochtermaatschappij uitoefent, onmogelijk kan worden voldaan. Ook heeft verweerster met haar handelwijze het beginsel van ambtshalve onderzoek geschonden.

Ten derde betogen verzoeksters dat de Commissie de in artikel 253 EG neergelegde motiveringsplicht niet is nagekomen, aangezien zij niet heeft verklaard waarom het betoog van verzoeksters niet volstaat om de vermoede beslissende invloed van SKW Stahl-Metallurgie Holding AG op SKW Stahl-Metallurgie GmbH te weerleggen.

Voorts wordt verweerster verweten dat zij het beginsel van gelijke behandeling in verband met de berekening van de geldboete in meerdere opzichten heeft geschonden.

Ten vijfde stellen verzoeksters dat de Commissie in verband met de berekening van de geldboete de artikelen 7 en 23 van verordening (EG) nr. 1/20031, en de beginselen van evenredigheid en legaliteit van sancties heeft geschonden.

Ten slotte voeren verzoeksters schending van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 aan, doordat de Commissie aan SKW Stahl-Metallurgie GmbH een geldboete van meer dan 10 % van de omzet van deze vennootschap heeft opgelegd.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).