Language of document :

Beroep ingesteld op 4 november 2011 - JAS/Commissie

(Zaak T-573/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: JAS Jet Air Service France (JAS) (Frankrijk) (vertegenwoordiger: T. Gallois, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de beschikking van de Commissie van 5 augustus 2011 in zaak REM 01/2008 nietig te verklaren, voor zover zij daarbij:

heeft beslist dat geen sprake was van een bijzondere situatie en

het door de vennootschap JAS JET AIR SERVICE op 24 januari 2008 ingediende verzoek om kwijtschelding van invoerrechten ten belope van 1 001 778,20 EUR heeft afgewezen;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op vijf middelen.

1.    Met het eerste middel wordt betoogd dat de Commissie haar motiveringsplicht heeft geschonden, aangezien zij niet ter zake dienende redenen in aanmerking heeft genomen.

2.    Met het tweede middel stelt verzoekster dat haar rechten van verdediging zijn geschonden doordat de Commissie niet van het nationale bestuur heeft geëist dat de originelen of kopieën van de douaneaangiften waarop het verzoek om kwijtschelding betrekking had, werden overgelegd, hoewel uit deze stukken bleek dat een fysieke controle had plaatsgevonden.

3.    Met het derde middel wordt aangevoerd dat het onderzoek van het dossier onregelmatig is doordat de bewijslast is omgekeerd, aangezien de Commissie op grond van de bewering van de nationale autoriteiten dat de betrokken douaneaangiften waren verdwenen, heeft geconcludeerd dat niet was bewezen dat de douaneadministratie een fysieke controle van de goederen had verricht. Volgens verzoekster kan de Commissie zich niet jegens haar op dat verzuim van de nationale autoriteiten beroepen.

4.    Met het vierde middel wordt betoogd dat de Commissie artikel 239 van het communautair douanewetboek heeft geschonden, voor zover zij de werkingssfeer van het begrip "bijzondere situatie" heeft ingeperkt.

5.    Met het vijfde middel stelt verzoekster dat de Commissie de feiten onjuist heeft opgevat en kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door te concluderen dat geen sprake was van een "bijzondere situatie" in de zin van artikel 239 van het communautair douanewetboek, terwijl verzoekster met eenzelfde situatie als een ander Nederlands expeditiebedrijf werd geconfronteerd die de Commissie als een "bijzondere situatie" had aangemerkt.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).