Language of document : ECLI:EU:T:2014:1081

Zaak T‑551/08

H&R ChemPharm GmbH

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt van paraffinewas – Beschikking waarbij een inbreuk op artikel 81 EG wordt vastgesteld – Vaststelling van de prijzen – Bewijs van de inbreuk – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten van 2006 – Referentieperiode – Berekening van de waarde van de verkopen – Zwaarte van de inbreuk – Concentratie tijdens de inbreukperiode – Gelijke behandeling – Evenredigheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 12 december 2014

1.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beschikking waarbij geldboeten voor een inbreuk op de mededingingsregels worden opgelegd en die op meerdere adressaten betrekking heeft – Noodzaak van een toereikende motivering voor elk van de adressaten

(Art. 81 EG en 253 EG)

2.      Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van de Commissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld – Gebruik van een gemeenschappelijke aanduiding voor twee vennootschappen die tot dezelfde groep behoren en waartussen persoonlijke en verticale banden bestaan – Schending van artikel 81 EG – Geen

(Art. 81, lid 1, EG)

3.      Mededinging – Regels van de Unie – Inbreuken – Toerekening – Toerekenbaarheid aan een onderneming van gedrag van haar organen – Voorwaarden

(Art. 81 EG)

4.      Mededinging – Administratieve procedure – Mededeling van punten van bezwaar – Vereiste inhoud – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Ondernemingen die in staat zijn gesteld om hun standpunt kenbaar te maken ten aanzien van de door de Commissie gestelde feiten, bezwaren en omstandigheden

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27, lid 1)

5.      Mededingingsregelingen – Overeenkomsten tussen ondernemingen – Begrip – Wilsovereenstemming met betrekking tot toekomstig marktgedrag – Daaronder begrepen – Voortzetting van de onderhandelingen over bepaalde elementen van de beperking – Geen invloed

(Art. 81, lid 1, EG)

6.      Mededingingsregelingen – Onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Begrip – Coördinatie en samenwerking in strijd met de verplichting van elke onderneming om haar marktgedrag zelfstandig te bepalen – Uitwisseling van informatie tussen concurrenten – Mededingingsbeperkend doel of gevolg

(Art. 81, lid 1, EG)

7.      Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van de Commissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld – Bewijs – Bewijs geleverd door een aantal verschillende uitingen van de inbreuk – Toelaatbaarheid – Bundel aanwijzingen – Vereiste mate van bewijskracht van individueel beschouwde aanwijzingen – Schriftelijke bewijzen – Criteria – Geloofwaardigheid van het overgelegde bewijs – Bewijslast van de ondernemingen die het bestaan van de inbreuk betwisten

(Art. 81, lid 1, EG)

8.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Grondrechten – Vermoeden van onschuld – Mededingingsprocedure – Toepasselijkheid – Draagwijdte – Gevolgen

(Art. 81, lid 1, EG)

9.      Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van de Commissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld – Bewijs van de inbreuk en van de duur daarvan ten laste van de Commissie – Bewijskracht van vrijwillig afgelegde, voor een onderneming belastende verklaringen door de belangrijkste deelnemers aan een mededingingsregeling teneinde voor de mededeling inzake medewerking in aanmerking te komen – Verklaringen die tegen de belangen van genoemde onderneming ingaan – Grote bewijskracht

(Art. 81, lid 1, EG; mededeling 2002/C 45/03 van de Commissie)

10.    Mededingingsregelingen – Overeenkomsten tussen ondernemingen – Begrip – Deelneming aan vergaderingen die ertoe strekken de mededinging te verstoren – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Geen distantiëring van de genomen beslissingen – Beoordelingscriteria

(Art. 81, lid 1, EG)

11.    Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Ondernemingen waaraan de inbreuk bestaande in deelneming aan een mededingingsregeling in haar geheel ten laste kan worden gelegd – Criteria

(Art. 81, lid 1, EG)

12.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Berekeningsmethode vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie – Berekening van het basisbedrag van de geldboete – Bepaling van de waarde van de verkopen – Criteria – Referentieperiode voor de berekening van de waarde van de verkopen – Fusie gedurende de mededingingsregeling – In aanmerking nemen van de omzet van de verworven vennootschappen – Representativiteit van de waarde van de verkopen gedurende de referentieperiode – Beoordeling

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punt 6)

13.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Berekeningsmethode vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie – Berekening van het basisbedrag van de geldboete – Bepaling van de waarde van de verkopen – Criteria – Gebruik van de beste beschikbare gegevens van de beschuldigde onderneming – Schending van artikel 23, lid 3, van verordening nr. 1/2003 – Geen

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 15 en 16)

14.    Mededinging – Geldboeten – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten – Berekeningsmethode die enige speelruimte laat – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Eerbiediging van de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid – Rechterlijke toetsing – Volledige rechtsmacht – Rechtsgevolg

(Art. 229 EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2, en 31; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie)

15.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Berekeningsmethode vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie – Berekening van het basisbedrag van de geldboete – Bepaling van de waarde van de verkopen – Criteria – Verkopen die in direct of indirect verband met de inbreuk staan – Omzet die in het algemeen door de beschuldigde onderneming is behaald op de markt waarop de inbreuk betrekking heeft

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punt 13)

16.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie op grond van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 – Voorzienbaarheid van de wijzigingen die bij de nieuwe richtsnoeren zijn doorgevoerd – Schending van het verbod van terugwerkende kracht en het vertrouwensbeginsel – Geen

(Art. 81 EG en 82 EG; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededelingen 98/C 9/03 en 2006/C 210/02 van de Commissie)

17.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van de inbreuk – Vaststelling van de geldboete in verhouding tot de factoren die bij de beoordeling van de zwaarte van inbreuk in aanmerking zijn genomen

(Art. 81, lid 1, EG; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 3; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 2 en 3; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie)

18.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Totale omzet van de betrokken onderneming – Omzet die is behaald met goederen waarop de inbreuk betrekking heeft – Respectieve inaanmerkingneming – Grenzen – Eerbiediging van de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling

(Art. 81, lid 1, EG; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie)

19.    Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Motiveringsplicht – Ander middel dan het middel betreffende de materiële wettigheid

(Art. 230 EG en 253 EG)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 39‑43, 60, 62, 342)

2.      Het feit dat in een beschikking waarbij een inbreuk op de mededingingsregels wordt vastgesteld, gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijke aanduiding voor meerdere vennootschappen die tot een groep van ondernemingen behoren, levert geen schending van artikel 81 EG op, gelet op het feit dat die voorstelling van zaken overeenstemt met de perceptie van de overige karteldeelnemers en wordt gerechtvaardigd door het bestaan van verticale commerciële banden en persoonlijke banden tussen de betrokken vennootschappen.

(cf. punten 65‑72)

3.      De aanwezigheid van een werknemer of andere vertegenwoordigers op mededingingsverstorende bijeenkomsten is een feitelijk gegeven op basis waarvan de Commissie de aansprakelijkheid van een onderneming voor een inbreuk op artikel 81 EG kan vaststellen. Voor de bevoegdheid van de Commissie om een onderneming een sanctie op te leggen wanneer zij een inbreuk heeft gepleegd, is immers enkel een inbreukmakende handeling van een persoon die in het algemeen gerechtigd is om voor rekening van de onderneming te handelen vereist.

In dat verband kan de deelname aan mededingingsverstorende bijeenkomsten door een persoon die als productmanager en verkoopdirecteur tewerk is gesteld door een productiebedrijf en tegelijkertijd taken op het gebied van de distributie uitoefent voor rekening van een andere vennootschap, ten laste van het productiebedrijf worden gebracht. Het zou al te gemakkelijk zijn wanneer een onderneming die zich aan een inbreuk schuldig heeft gemaakt, aan enige sanctie zou kunnen ontsnappen indien zij zich tegen een dergelijke vaststelling zou mogen verweren met de stelling dat haar werknemer in werkelijkheid in naam van een andere vennootschap heeft gehandeld op die bijeenkomsten. Indien dat zou mogen, zouden ook de vennootschappen die aan kartels deelnemen aan elke aansprakelijkheid kunnen ontsnappen door situaties van dubbele tewerkstelling met een niet bij het kartel betrokken vennootschap te creëren, door te wijzen op het feit dat de gemeenschappelijke werknemer uitsluitend voor rekening van die laatste heeft gehandeld.

(cf. punten 73, 127, 131)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 77‑85)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 94‑96, 159, 208)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 97, 98, 161)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 99, 103‑114, 146)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 100‑102)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 115‑120, 137, 145, 192)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 148‑150, 194, 202, 209)

11.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 151)

12.    Volgens punt 6 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening nr. 1/2003 worden opgelegd, wordt de combinatie van de waarde van de verkopen in verband met de inbreuk en de duur van de inbreuk als een geschikte maatstaf beschouwd waarin zowel de economische impact van de inbreuk tot uiting komt als het relatieve gewicht van elke onderneming die aan de inbreuk heeft deelgenomen.

In dat verband kan een fusie met een entiteit of de verwerving van een entiteit die vóór de concentratie niet aan de inbreuk heeft deelgenomen, een weerslag hebben op de berekening van de waarde van de verkopen wanneer de waarde van de verkopen na de concentratie, in vergelijking met de gehele duur van de deelname aan de inbreuk, niet langer een geschikte maatstaf vormt in de zin van punt 6 van genoemde richtsnoeren. Voor zover echter in de specifieke omstandigheden van de zaak de economische impact van de inbreuk en het relatieve gewicht van de onderneming die daaraan heeft deelgenomen, passend tot uiting komen in de waarde van de verkopen die na een dergelijke fusie zijn gerealiseerd, kan die waarde in aanmerking worden genomen.

(cf. punten 217, 267, 269)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 218, 237, 240, 246)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 219‑221)

15.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 256‑258)

16.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 294‑304)

17.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 308‑310, 320, 324, 325, 328)

18.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 323, 326, 327, 330‑333)

19.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 341)