Language of document :

Beroep ingesteld op 15 september 2008 - Freistaat Sachsen en Land Sachsen-Anhalt / Commissie

(Zaak T-396/08)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Freistaat Sachsen en Land Sachsen-Anhalt (vertegenwoordigers: T. Müller-Ibold en T. Graf, Rechtsanwälte)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

artikel 1, lid 1, van beschikking C(2008) 3178 def. van de Commissie van 2 juli 2008 in steunprocedure C 18/2007 nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep tot nietigverklaring is gericht tegen beschikking C(2008) 3173 def. van de Commissie van 2 juli 2008 in steunprocedure C 18/2007, voor zover daarin een groot deel van de opleidingssteun die de Freistaat Sachsen en het Land Sachsen-Anhalt ten gunste van het koeriersbedrijf DHL wilden verlenen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard.

Meer bepaald brengen de Freistaat Sachsen en het Land Sachsen-Anhalt voor hun beroep de volgende middelen naar voren:

In de eerste plaats kritiseren verzoekers, dat de Commissie voor een groot deel van de aangemelde steun de goedkeuring weigert omdat de opleidingssteun voor de betrokken opleidingsmaatregelen niet "onontbeerlijk" is. Door de invoering van een algemeen onderzoek van de onontbeerlijkheid in het concrete geval, als voorwaarde voor de goedkeuring van de aangemelde steun, maakt de Commissie inbreuk op de bindende werking van verordening (EG) nr. 68/20011 en schendt zij de beginselen van gelijke behandeling en gewettigd vertrouwen. De toetsingscriteria van de verordening zijn ook voor steun boven de vrijstellingsdrempel verbindend.

Het uitgangspunt van de Commissie, dat de goedkeuring van de aangemelde opleidingssteun afhangt van de onontbeerlijkheid hiervan, is in de tweede plaats ook deswege rechtens onjuist, omdat het de positieve externe effecten van de met de aangemelde steun bekostigde opleidingsmaatregelen ten onrechte negeert. Zulke externe effecten zijn op zichzelf voldoende om de verenigbaarheid van de aangemelde opleidingssteun met de gemeenschappelijke markt te motiveren.

In de derde plaats komt de Commissie ten onrechte tot de conclusie dat het noodzakelijke stimulerende effect van de steun voor de keuze van de vestigingsplaats ontbreekt. In werkelijkheid was de opleidingssteun onontbeerlijk, omdat hij voor DHL mede beslissend was voor de keuze van de locatie Leipzig/Halle en DHL daar anders geen opleidingen zou hebben aangeboden. Bovendien is de bewering van de Commissie onjuist, dat ook op andere alternatieve locaties vergelijkbare opleidingskosten zouden zijn ontstaan.

In de vierde plaats heeft de Commissie bij het onderzoek van de onontbeerlijkheid onjuiste criteria gehanteerd. Met name baseert de Commissie zich op subjectieve criteria, die verder gaan dan de objectieve onontbeerlijkheid. Bovendien houdt de Commissie bij haar onderzoek rekening met wettelijke bepalingen inzake opleidingsmaatregelen, hetgeen lidstaten met een systeem van wettelijk geregelde opleidingsinhouden ernstig benadeelt.

In de vijfde plaats is de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun, PB 2001, L 10, blz. 20; gewijzigd bij verordening nr. 363/2004, PB 2004, L 63, blz. 20, en verordening nr. 1976/2006, PB 2006, L 368, blz. 85.