Language of document :

Beroep ingesteld op 9 april 2009 - Trelleborg / Commissie

(Zaak T-148/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Trelleborg AB (Trelleborg, Zweden) (vertegenwoordigers: J. Joshua, barrister, en E. Aliende Rodríguez, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

artikel 1 van de bestreden beschikking gedeeltelijk nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op verzoekster, althans voor zover hierbij wordt vastgesteld dat verzoekster vóór 21 juni 1999 een inbreuk heeft gepleegd;

de bij artikel 2 aan verzoekster opgelegde geldboete verlagen teneinde de kennelijke vergissingen in de beschikking te corrigeren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2009) 428 def. van de Commissie van 28 januari 2009 in een procedure op grond van artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/39406 - Olieslangen voor maritieme toepassingen), voor zover zij hierbij schuldig wordt geacht aan één enkele en voortdurende inbreuk in de sector olieslangen voor maritieme toepassingen in de EER, bestaande in de toewijzing van opdrachten, de vaststelling van prijzen, quota en verkoopvoorwaarden, de verdeling van de geografische markt en de uitwisseling van gevoelige informatie over prijzen, omzet en inschrijvingen op aanbestedingen. Voorts vordert zij verlaging van de haar opgelegde geldboete.

Ter ondersteuning van haar vorderingen voert verzoekster twee middelen aan.

In de eerste plaats stelt zij dat de bevoegdheid van de Commissie om geldboeten op te leggen voor periodes vóór 21 juni 1999 is verjaard ingevolge artikel 25, lid 1, van verordening nr. 1/2003, aangezien de vaststelling van de Commissie dat verzoekster één enkele en voortdurende inbreuk heeft gepleegd, is gebaseerd op beoordelingsfouten en blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

In de tweede plaats heeft de Commissie er geen wettig belang bij vast te stellen dat in de eerste periode, die in mei 1997 is beëindigd, een inbreuk is gepleegd.

____________