Language of document :

Beroep ingesteld op 16 juni 2011 - Alumina/Raad

(Zaak T-304/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Alumina d.o.o. (Zvornik, Bosnie en Herzegovina) (Vertegenwoordigers: J.-F. Bellis en B. Servais, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 464/2011 van de Raad van 11 mei 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op zeoliet A-poeder van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina aan de verzoekende partij opgelegde antidumpingrecht nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Ten eerste meent de verzoekende partij dat het in de bestreden verordening vastgelegde antidumpingrecht onrechtmatig is voor zover de methode die wordt gebruikt ter berekening van de geconstrueerde normale waarde artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening schendt. Bij het bepalen van de normale waarde heeft de verwerende partij een winstmarge van 58,89 % gebruikt die is berekend op basis van de prijzen van de niet-representatieve binnenlandse verkoop van de verzoekende partij. Het gebruik van een dergelijke winstmarge is onverenigbaar met artikel 2 van de basisverordening. De bepaling van de normale waarde bevat namelijk een fundamentele tegenstrijdigheid, voor zover de door de verwerende partij gebruikte methode tot bepaling van de normale waarde uitsluitend tot hetzelfde resultaat komt indien normale waarde zou zijn gebaseerd op de prijzen van de niet-representatieve binnenlandse verkoop. Een dergelijke methode is in strijd met de vaste praktijk van de Commissie en de Raad, en met de rechtspraak van het Gerecht en het Hof van Justitie. Bovendien is de gekozen winstmarge van 58,89 % niet "redelijk". Tot slot baseert de verwerende partij zich ten onrechte op de rechtspraak op grond van de beslissingen van de WTO om bij de bepaling van de normale waarde die toepasselijk is op de uitvoer door de verzoekende partij, een winstmarge te kunnen toepassen die niet "redelijk" is.

Ten tweede is de verzoekende partij eveneens van oordeel dat de gebruikte methode ter berekening van de geconstrueerde normale waarde de bepalingen van artikel 2, lid 6, van de basisverordening schendt voor zover de binnenlandse verkoop van de verzoekende partij niet plaatsvond in het kader van "normale handelstransacties" in de zin van artikel 2, lid 1, derde alinea, en lid 3, tweede alinea, van de basisverordening.

____________