Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 1 oktober 2004 ingesteld door Arch Chemicals, Inc., en Arch Timber Protection Limited tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-400/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 1 oktober 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Arch Chemicals, Inc., te Norwalk, Connecticut (VSA), en Arch Timber Protection Limited, te Castleford (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door K. Van Maldegem en C. Mereu, advocaten.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

verweerster te gelasten, op het verzoek van verzoeksters te antwoorden, of;

subsidiair, besluit D 341571 (04) van de Commissie nietig te verklaren

verweerster te gelaten verzoeksters het voorlopige bedrag van 1 EUR te betalen ter vergoeding van de schade die zij hebben geleden door verweersters verzuim om de krachtens het gemeenschapsrecht op haar rustende verplichtingen na te komen, namelijk door niet te antwoorden op het verzoek van verzoeksters, of, subsidiair, door besluit D 341571 (04) van de Commissie, alsmede de toepasselijke rente in afwachting van de berekening en vaststelling van het exacte bedrag;

verweerster te verwijzen in alle kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters produceren en verkopen biocide werkzame stoffen en biociden. Zij hebben verschillende stoffen aangemeld en nemen deel aan de toetsing van deze stoffen. Deze toetsing is georganiseerd bij richtlijn 98/8/EG1 betreffende het op de markt brengen van biociden, verordening (EG) nr. 1896/20002 inzake de eerste fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG bedoelde programma en verordening (EG) nr. 2032/20033 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG bedoelde programma.

Omdat zij van mening waren dat hun rechten en verwachtingen als deelnemers aan de toetsing werden aangetast, verzochten verzoeksters verweerster, specifieke maatregelen te treffen om de gestelde onrechtmatigheden weg te werken. Zij stellen dat verordening nr. 1896/2000 en verordening nr. 2032/2003 de hun door richtlijn 98/8/EG verleende bescherming van hun gegevens aantasten. Verzoeksters betogen ook dat de verordeningen de beoordelaars toestaan actieve stoffen te vergelijken, de voorkeur geeft aan op risico gebaseerde beoordelingen in plaats van aan risicobeoordelingen, en toestaan dat rekening wordt gehouden met gegevens die door derden zijn verstrekt.

Zij stellen in de eerste plaats dat verweerster heeft nagelaten haar standpunt te bepalen en de nodige maatregelen te nemen. Subsidiair vorderen zij nietigverklaring van de brief waarbij verweerster hun verzoek heeft afgewezen.

Ter ondersteuning van hun beroep stellen verzoeksters dat verweerster niet heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting om richtlijn 98/8/EG conform het EG-Verdrag en de tekst zelf van de richtlijn uit te voeren, aan haar verplichting om de rechten en verwachtingen van deelnemers zoals verzoeksters te eerbiedigen, en aan haar verplichting om er overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur voor te zorgen dat de implementatie door de lidstaten in overeenstemming is met het EG-Verdrag en met de richtlijn zelf.

____________

1 - Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123, blz. 1)

2 - Verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie van 7 september 2000 inzake de eerste fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende biociden bedoelde programma (PB L 228, blz. 6)

3 - Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 1896/2000 (PB L 307, blz. 1)