Language of document :

Beroep ingesteld op 27 juni 2011 - Italië / Commissie

(Zaak T-358/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: P. Marchini, avvocato dello Stato)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De Italiaanse Republiek verzoekt het Gerecht:

de volgende handelingen nietig te verklaren: uitvoeringsbesluit C(2011) 2517 van de Europese Commissie van 15 april 2011 houdende onttrekking aan financiering door de Europese Unie van bepaalde uitgaven die Italië in het kader van het EOGFL, afdeling Garantie, heeft verricht ter zake van de maatregel Openbare opslag - suiker in de begrotingsjaren 2006 (forfaitaire rectificatie van 10 % voor een bedrag van 171 418,00 EUR), 2007 (forfaitaire rectificatie van 10 % voor een bedrag van 182 006,00 EUR), 2008 (forfaitaire rectificatie van 10 % voor een bedrag van 111 062,00 EUR), 2009 (forfaitaire rectificatie van 10 % voor een bedrag van 34 547,00 EUR) wegens "35 % toename van de opslagkosten" en in het begrotingsjaar 2006 (forfaitaire rectificatie van 5 % voor een bedrag van 781 044,00 EUR) wegens "Te late voorraadcontroles", zoals vermeld in de in artikel 1 van dat besluit genoemde bijlage omdat deze uitgaven niet overeenkomstig de EU-voorschriften zijn verricht; brief nr. ARES (2011) 2287 van Europese Commissie, directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, directoraat J - Audit van de landbouwuitgaven, van 3 januari 2001 en punt 2 van de bijlage bij die brief waarin de eindmotivering wordt gegeven voor het definitieve standpunt ten vervolge op het verslag van het Bemiddelingsorgaan in zaak 10/IT/435, als handeling waarop het besluit is gebaseerd; brief nr. ARES (2010) 57525 van Europese Commissie, directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, directoraat J - Audit van de landbouwuitgaven, van 3 februari 2010 en de bijlage bij die brief waarin de gronden voor de onttrekking aan financiering worden gegeven, als handeling waarop het besluit is gebaseerd;

incidenteel: de exceptie van ongeldigheid van verordening (EG) nr. 915/2006 te aanvaarden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften (artikel 2[96] V[W]EU oud artikel 253 VEG) in de vorm van ontoereikend onderzoek ter zake van de financiële rectificatie voor "35 % toename van de opslagkosten in de begrotingsjaren 2006, 2007, 2008, 2009"

Volgens de Italiaanse regering heeft de Commissie geen passend onderzoek verricht van de door het AGEA [Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura, interventiebureau] aangedragen bewijzen die aantonen dat het genoemde marktonderzoek is verricht en dat de stijging van de prijzen voor de huur van de silo's eigenlijk te wijten is aan de moeilijke situatie op de markt van de huur van opslagplaatsen voor suiker vanaf 2005.

Tweede middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften (artikel 2[96] V[W]EU oud artikel 253 VEG) in de vorm van ontoereikende motivering ter zake van de financiële rectificatie voor "35 % toename van de opslagkosten in de begrotingsjaren 2006, 2007, 2008, 2009"

De Commissie heeft niet aangegeven om welke redenen de verklaringen van de functionarissen van het AGEA en het door een van de grootste opslagbedrijven toegepaste tarief niet zijn beschouwd als documenten die het bewijs kunnen leveren van de door de suikermaatschappijen algemeen toegepaste prijsverhoging die tot 50 % kon gaan.

Derde middel, ontleend aan schending en onjuiste uitlegging van artikel 8 van en bijlage I bij verordening (EG) nr. 884/2006 en van artikel 4 van verordening (EG) nr. 2148/1996 zoals gewijzigd bij de bijlage bij verordening (EG) nr. 915/2006 van de Commissie, alsmede schending van het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van de terugwerkende kracht van de bepalingen en het vertrouwensbeginsel ter zake van de forfaitaire financiële rectificatie met 5 % voor "Te late voorraadcontroles" voor het begrotingsjaar 2006

De Italiaanse regering is van mening dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op de overgangsregeling van punt A/II/5 van bijlage I bij verordening nr. 884/2006. Omdat het AGEA reeds dergelijke controles had verricht in het kader van de interne controle op basis van de nationale regels en dit aan de diensten van de Commissie had aangetoond door overlegging van alle registers van intake en exit van goederen en van de processen-verbaal naar aanleiding van de missie van mei 2007, had de overgangsregeling aldus moeten worden toegepast dat dit niet ten nadele komt van de Italiaanse staat, die wegens objectieve organisatorische moeilijkheden bij de coördinatie met Agecontrol kon worden geacht toestemming te hebben gekregen om alleen het syntheseverslag van februari 2007 over te leggen. De Italiaanse regering stelt schending van het rechtszekerheidsbeginsel, van het beginsel van niet-terugwerkende kracht van de normen, van het vertrouwensbeginsel en van het evenredigheidsbeginsel, op grond dat het onmiddellijk van toepassing verklaren van een verplichting om een inventaris op te stellen van verrichtingen die reeds lange tijd voor de inwerkingtreding van genoemde verordeningen, op 23 en 24 juni 2006 (inzonderheid de bijlage bij verordening nr. 915/2006), en korte tijd voor het boekhoudkundig afsluiten van het begrotingsjaar (30 september 2006) hebben plaatsgevonden, in strijd is met die beginselen.

Vierde middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften (artikel 2[96] V[W]EU oud artikel 253 VEG) in de vorm van ontoereikende motivering ter zake van de forfaitaire financiële rectificatie met 5 % voor "Te late voorraadcontroles" voor het begrotingsjaar 2006

Volgens de Italiaanse regering heeft de Commissie niet passend aangegeven waarom zij het voorstel van het Bemiddelingsorgaan niet heeft gevolgd. Dit had voorgesteld de bij verordening (EG) nr. 915/2006 ingevoerde nieuwe regel betreffende de uiterste datum voor het opstellen van de inventaris alleen toe te passen op de suikerbewegingen vanaf de inwerkingtreding van die verordening en niet met terugwerkende kracht op de suikerbewegingen in het hele begrotingsjaar 2006, zodat de financiële rectificatie betrekking zou hebben gehad op met een minder lange periode van vertraging (ongeveer 8 maanden).

Vijfde middel, ontleend aan de exceptie van ongeldigheid van verordening (EG) nr. 915/2006

De Italiaanse regering voert aan dat die verordening ongeldig is voor zover daarbij de verplichting wordt opgelegd om in de loop van het begrotingsjaar 2006 ongeveer 3 maanden voor het begin van de nieuwe termijn voor het opstellen van een inventaris, een inventaris te maken van wat er aan het einde van het begrotingsjaar 2004-2005 (30 september 2005) nog in voorraad was, van wat er aan het begin van het begrotingsjaar 2005-2006 (1 oktober 2005) in voorraad was, en van wat er aan het einde van het begrotingsjaar 2005-2006 (30 september 2006) in voorraad is. Volgens verzoekster is het in strijd met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht om bij wege van verordening gedragingen betreffende reeds voltooide feiten uit het verleden op te leggen en het achterwege laten daarvan te bestraffen door middel van de procedure van financiële rectificatie.

Zesde middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften in de vorm van ontoereikende motivering en ontoereikend bewijs (artikel 2[96] V[W]EU oud artikel 253 VEG)

Volgens de Italiaanse regering verdraait de Commissie de feiten waar zij een financiële rectificatie toepast op grond van het onjuiste uitgangspunt van DG AGRI dat het AGEA de intake en de exit van suiker niet heeft gecontroleerd en dat "ongeveer 127 000 ton suiker (zonder officiële verificatie van het gewicht) is behandeld". Verder stelt de Italiaanse regering ook dat er geen bewijzen zijn ter zake van het feit "er geen jaarlijkse controle van de inventarissen is verricht [...] naar aanleiding van de opslagverrichtingen" en ter zake van het feit dat "ongeveer 127 000 ton suiker (zonder verificatie of officiële weging) is behandeld" tussen 30 september 2006 (datum waarop de inventaris had moeten zijn opgesteld) en februari 2007. Gelet op de door het AGEA aangeboden en aan de diensten van de Commissie overgelegde bewijsstukken, te weten de boekhouding waaruit de omvang van de suikerbewegingen en van de voorraad per opslag blijkt, kunnen de diensten van de Commissie immers niet het omgekeerde beweren zonder daarvan het bewijs te leveren.

Zevende middel, ontleend aan schending van wezenlijke vormvoorschriften in de vorm van ontoereikende motivering en ontoereikend bewijs (artikel 2[96] V[W]EU oud artikel 253 VEG) ter zake van het gestelde gevaar van schade voor het Fonds

Volgens de Italiaanse regering is het besluit ontoereikend gemotiveerd omdat daarin wordt voorbijgegaan aan het nuttig effect van de controles die het AGEA in elk geval heeft verricht op de intake en de exit van opslagsuiker en op de hoeveelheid die er elke maand was opgeslagen.

____________