Language of document :

Beschikking van het Gerecht van 16 mei 2024 – Versobank/ECB

(Zaak T-421/23) 1

[„Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Economisch en monetair beleid – Prudentieel toezicht op kredietinstellingen – Specifieke toezichthoudende taken van de ECB – Besluit tot intrekking van de vergunning van een kredietinstelling – Niet-naleving van de vormvereisten – Artikel 76, onder d), van het Reglement voor de procesvoering – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”]

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Versobank (Tallinn, Estland) (vertegenwoordiger: O. Behrends, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: E. Yoo, A. Pizzolla en G. Marafioti, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 268 VWEU verzoekt de verzoekende partij om vergoeding van de schade die zij zou hebben geleden door, ten eerste, de vaststelling van besluit ECB-SSM-2018-EE2 WHD-2017-0012 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 17 juli 2018 waarbij haar vergunning als kredietinstelling is ingetrokken en, ten tweede, het optreden van de ECB in verband met dat besluit.

Dictum

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Op het verzoek tot interventie van de Raad hoeft niet meer te worden beslist.

Versobank AS wordt verwezen in de kosten, met uitzondering van de kosten van het verzoek tot interventie.

De Raad draagt zijn eigen kosten.

____________

1     PB C, C/2023/23 van 9.10.2023.