Language of document : ECLI:EU:T:2009:209

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

18 juni 2009

Zaak T‑572/08 P

Commissie van de Europese Gemeenschappen

tegen

Amadou Traore

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Kennisgeving van vacature – Aanstelling in ambt van hoofd van werkzaamheden van delegatie van Commissie in Tanzania – Bepaling van niveau van te vervullen ambt – Beginsel van scheiding van rang en functie”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 13 november 2008, Traore/Commissie (zaak F‑90/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing: Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 13 november 2008, Traore/Commissie (F‑90/07), wordt vernietigd, voor zover daarbij het besluit van de directeur personeelszaken van de Dienst voor samenwerking EuropeAid van de Commissie van 12 december 2006 houdende afwijzing van de sollicitatie van A. Traore naar het ambt van hoofd van de werkzaamheden van de delegatie van de Commissie in Tanzania en het besluit tot aanstelling van S. in dat ambt, nietig worden verklaard. Het in zaak F‑90/07 door Traore bij het Gerecht voor ambtenarenzaken ingestelde beroep wordt verworpen. Traore en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zullen hun eigen kosten dragen van de procedure in eerste aanleg en de hogere voorziening. Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen, interveniënten ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie, zullen hun eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Organisatie van diensten – Bepaling van niveau van te vervullen ambt – Hoofd van werkzaamheden in delegatie van Commissie

(Ambtenarenstatuut, art. 5)

2.      Ambtenaren – Organisatie van diensten – Bepaling van niveau van te vervullen ambt – Verplichting om precieze rang in kennisgeving van vacature vast te stellen – Ontbreken

(Ambtenarenstatuut, art. 5, lid 4, 7, lid 1, en 29; bijlage I)

1.      Ook al moet bij de beslissing over het niveau van een te vervullen ambt rekening worden gehouden met het belang van de aan de functie verbonden taken en moet dit niveau alleen worden vastgesteld in het belang van de dienst, de bekendmaking van een kennisgeving van vacature die betrekking heeft op vier verschillende rangen, namelijk de rangen A*9 (thans AD 9) tot en met A*12 (thans AD 12) voor de vervulling van een ambt van hoofd van de werkzaamheden in een delegatie van de Commissie, is wettig, aangezien de toepasselijke voorschriften het tot aanstelling bevoegd gezag enerzijds op geen enkele wijze verplichten om bij de bekendmaking van een kennisgeving van vacature de precieze rang van het te vervullen ambt binnen die marges aan te geven, daar dat gezag zich bij de uitoefening van zijn beoordelingsvrijheid op het standpunt mag stellen dat het dienstbelang vereist dat het niveau van een ambt aan de hand van een reeks rangen wordt vastgesteld, met name om het aantal in aanmerking komende kandidaten te verhogen, en de verwijzing naar de vier betrokken rangen in de kennisgeving van vacature anderzijds niet de objectiviteit van de procedure in geding brengt.

(cf. punten 38 en 41)

Referentie: Gerecht 8 juli 2008, Commissie/Economidis, T‑56/07 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 82‑86

2.      Ofschoon artikel 29 van het Statuut drie alternatieven geeft om in een ambt binnen een instelling te voorzien, namelijk overplaatsing, aanstelling volgens de procedure van artikel 45 bis van het Statuut of bevordering, bevat het geen enkele aanwijzing over de bepaling, in de kennisgeving van vacature, van de rang van het te vervullen ambt. Uit dit artikel kan dus niet worden afgeleid dat het verboden is om in een kennisgeving van vacature het niveau van het te vervullen ambt te bepalen aan de hand van een reeks rangen.

Voorts bevat artikel 7, lid 1, van het Statuut, dat het tot aanstelling bevoegd gezag voorschrijft om ambtenaren „uitsluitend in het belang van de dienst” aan te stellen, voor dat gezag geen enkele verplichting om in een kennisgeving van vacature de precieze rang aan te geven waarin het ambt zal worden vervuld.

Overigens voorziet het Statuut niet in een vaste overeenstemming tussen een bepaalde functie en een bepaalde rang. Bijlage I bij het Statuut, waarnaar artikel 5, lid 4, van het Statuut verwijst, geeft immers voor elke standaardfunctie die daarin bij wijze van voorbeeld wordt genoemd, verschillende rangen die met het betrokken ambt overeenstemmen.

Het feit dat bij de beslissing over het niveau van een te vervullen ambt rekening moet worden gehouden met het belang van de aan de functie verbonden taken en dat dit niveau alleen moet worden vastgesteld in het belang van de dienst betekent dus niet dat het tot aanstelling bevoegd gezag in de kennisgeving van vacature de precieze rang van het te vervullen ambt moet aangeven.

(cf. punten 59‑62)

Referentie: Economidis/Commissie, reeds aangehaald, punt 80