Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 9 november 2004 ingesteld door Bouygues SA en Bouygues Télécom tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-450/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 9 november 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Bouygues SA en Bouygues Télécom, respectievelijk gevestigd te Parijs en te Boulogne Billancourt (Frankrijk), vertegenwoordigd door Louis Vogel, Joseph Vogel, François Sureau, Didier Théophile, Bernard Amory en Alexandre Verheyden, advocaten.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

-    artikel 1 van beschikking nr. C(2004)3060 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 augustus 2004 nietig te verklaren;

-    artikel 2 van voornoemde beschikking nietig te verklaren;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen beschikking nr. C(2004)3060 van 2 augustus 2004 waarin de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft geoordeeld dat het aandeelhoudersvoorschot dat door Frankrijk in december 2002 aan de France Telecom-groep was toegekend in de vorm van een kredietlijn van 9 miljard euro, geplaatst in het kader van de sinds juli 2002 afgelegde verklaringen, met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun vormde. De Commissie heeft bovendien bepaald dat deze steun niet mocht worden teruggevorderd.

Met betrekking tot de vaststelling van de steun voeren verzoeksters bovendien aan dat in de betrokken beschikking de uit de verklaringen van de Franse regering, die van juli tot oktober 2002 het krediet aan France Télécom had ondersteund ofschoon deze onderneming grote schulden had en enorme verliezen leed, voortvloeiende verplichtingen als staatssteun hadden moeten worden gekwalificeerd.

Ter ondersteuning van hun vorderingen merken verzoeksters op dat:

-    de Commissie artikel 87 van het Verdrag verkeerd heeft toegepast door te weigeren om de verklaringen van de Franse regering van juli, september en oktober 2002, tezamen dan wel afzonderlijk, als staatssteun te kwalificeren. Verweerster had in dat verband moeten vaststellen dat genoemde verklaringen France Télécom een voordeel hadden verschaft dat zowel de mededinging als het handelsverkeer tussen lidstaten vervalste;

-    de bestreden beschikking is gebaseerd op een tegenstrijdige en ontoereikende motivering. Dienaangaande wordt aangegeven dat de Franse regering niet de logische consequentie heeft getrokken uit haar constatering dat de verklaringen van de Franse regering alle kenmerken van staatssteun vertoonden, door deze verklaringen als staatssteun te kwalificeren.

-    had moeten worden vastgesteld dat de weigering de terugvordering van de steun te gelasten een schending vormde van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 659/1999 tot toepassing van artikel 88 van het Verdrag als ook van wezenlijke vormvoorschriften vanwege een ontoereikende motivering. Verzoeksters zijn in dit opzicht van mening dat de Commissie het bedrag van de steun zonder meer had kunnen bepalen zonder inbreuk te maken op de rechten van verweer van Frankrijk, en dat de terugvordering van de betrokken steun in casu geen inbreuk zou hebben gemaakt op het vertrouwensbeginsel.

____________