Language of document :

Mededeling in het PB

 

ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

23 oktober 2003

in zaak C-56/01 (verzoek van het Tribunal des Affaires de sécurité sociale de Nanterre om een prejudiciële beslissing): Patricia Inizan tegen Caisse primaire d'assurance maladie des Hauts-de-Seine (1)

["Sociale zekerheid ( Vrij verrichten van diensten ( In andere lidstaat te maken kosten voor ziekenhuisverzorging ( Voorwaarden voor terugbetaling ( Voorafgaande toestemming ( Artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71 ( Geldigheid"]

(Procestaal: Frans)

(Voorlopige vertaling; de definitieve vertaling verschijnt in de Jurisprudentie van het Hof)

In zaak C-56/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal des affaires de sécurité sociale de Nanterre (Frankrijk), in het aldaar aanhangige geding tussen Patricia Inizan en Caisse primaire d'assurance maladie des Hauts-de-Seine, om een prejudiciële beslissing over de geldigheid en de uitlegging van artikel 22 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1), alsmede over de uitlegging van de artikelen 49 EG en 50 EG, heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. La Pergola (rapporteur), P. Jann, S. von Bahr en A. Rosas, rechters, advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer, griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 23 oktober 2003 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)Bij onderzoek van het eerste gedeelte van de vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 22, lid 1, sub c-i, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, kunnen aantasten.

2)Artikel 22, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 1408/71, in de gewijzigde en bijgewerkte versie van verordening nr. 118/97, moet aldus worden uitgelegd dat de toestemming waarvan in deze bepaling sprake is niet mag worden geweigerd wanneer blijkt dat de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont, voorziet, en dat in deze lidstaat niet tijdig een identieke of voor de patiënt even doeltreffende behandeling kan worden verkregen.

3)De artikelen 49 EG en 50 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de wettelijke regeling van een lidstaat zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de terugbetaling van een ziekenhuisbehandeling in een andere lidstaat dan die waar het ziekenfonds van de sociaalverzekerde is gevestigd, afhankelijk stelt van toestemming van dit ziekenfonds en aan deze toestemming de voorwaarde verbindt dat wordt bewezen dat de sociaalverzekerde de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling niet op het grondgebied van deze lidstaat kon ondergaan. De toestemming mag echter enkel op die grond worden geweigerd wanneer op het grondgebied van de lidstaat waar de betrokkene woont, tijdig een identieke of voor de patiënt even doeltreffende behandeling kan worden verkregen.

____________

1 - )PB C 95 van 24.3.2001.