Language of document :

Beroep ingesteld op 8 mei 2013 – Republiek Polen / Commissie

(Zaak T-257/13)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

uitvoeringsbesluit 2013/123/EU van 26 februari 2013 (kennisgeving geschied onder nummer C[2013] 981) houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 67, blz. 20), nietig verklaren, voor zover de bedragen van 28 763 238,60 EUR en 5 688 440,96 EUR die het door de Republiek Polen erkende betaalorgaan heeft uitgekeerd, daarbij van financiering zijn uitgesloten;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Met haar eerste middel betoogt verzoekster dat artikel 7, lid 4, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1258/19991 en artikel 31, lid 1, van verordening (EG) nr. 1290/20052 zijn geschonden doordat de financiële correctie op een onjuiste vaststelling van de feiten en een onjuiste uitlegging van het recht berust.

Verzoekster stelt dat de Commissie de financiële correctie op basis van een onjuiste vaststelling van de feiten en een onjuiste uitlegging van het recht heeft toegepast, hoewel de Poolse autoriteiten de uitgaven overeenkomstig de communautaire voorschriften hadden verricht. De Republiek Polen betwist de door de Commissie verrichte juridische uitlegging en feitelijke vaststellingen met betrekking tot de beweerde tekortkomingen in de regeling inzake het beheer van maatregelen betreffende de „vervroegde uittreding”, met name, ten eerste, de verplichting dat voorafgaand aan de overdracht van het bedrijf economische activiteiten moeten zijn verricht om in aanmerking te komen voor vervroegde uittreding, ten tweede, de ontoereikendheid van het door de Poolse autoriteiten in de vorm van een verklaring aanvaarde bewijs van beroepsbekwaamheid en, ten derde, het feit dat de overnemers van de bedrijven geen sancties worden opgelegd wanneer zij niet voldoen aan de verplichting om gedurende vijf jaar als landbouwer werkzaam te zijn.

Volgens verzoeksters tweede middel zijn artikel 7, lid 4, vierde alinea, van verordening (EG) nr. 1258/1999, artikel 31, lid 2, van verordening (EG) nr. 1290/2005 alsook het evenredigheidsbeginsel geschonden aangezien de forfaitaire correctie helemaal niet in verhouding staat tot het gevaar van financiële verliezen voor de communautaire begroting.

Geen van de beweerde tekortkomingen heeft tot financiële verliezen voor de Gemeenschap geleid, net zomin als een van de beweerde tekortkomingen tot dergelijke verliezen kon leiden. Volgens verzoekster was het gevaar voor dergelijke financiële verliezen hoe dan ook volstrekt marginaal.

Met haar derde middel stelt verzoekster dat artikel 296, lid 2, VWEU is geschonden doordat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd.

Volgens verzoekster heeft de Commissie tot staving van de conclusies die zij uit de controlebezoeken bij drie landbouwbedrijven heeft getrokken, geen bewijzen en evenmin feitelijke of juridische vaststellingen verstrekt.

Verzoeksters vierde middel is gebaseerd op schending van het subsidiariteitsbeginsel.

Verzoekster voert aan dat de Commissie het voor het beleid inzake de steun voor plattelandsontwikkeling geldende subsidiariteitsbeginsel ernstig heeft geschonden. Door hun eigen uitlegging te geven aan de programmeringsdocumenten met betrekking tot de steun voor het platteland en de vereisten voor de uitvoering van het programma in wezen zelf vast te stellen, heeft de Commissie de beoordelingsvrijheid waarover de lidstaten beschikken om de middelen ter verwezenlijking van de in de programmeringsdocumenten vastgestelde doelstellingen te kiezen, beperkt.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103).

2 Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).