Language of document : ECLI:EU:T:2019:156

Zaak T139/15

Hongarije

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 12 maart 2019

„EOGFL, afdeling Garantie – ELGF – Suiker – Tijdelijke regeling voor herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap – Verordening (EG) nr. 320/2006 – Verordening (EG) nr. 968/2006 – Uitgaven die van financiering zijn uitgesloten – Uitgaven van Hongarije – Voorwaarden voor de toekenning van steun voor volledige of gedeeltelijke ontmanteling – Begrip ‚productie-installaties’ – Beoordeling van het gebruik van silo’s op de datum van indiening van de steunaanvraag – Begrip ‚volledige ontmanteling’ – Bijlage 2 bij document VI/5330/97 – Moeilijkheden bij de uitlegging van de Unieregeling – Loyale samenwerking”

1.      Landbouw – Gemeenschappelijke ordening der markten – Suiker – Tijdelijke regeling voor herstructurering van de suikerindustrie – Herstructureringssteun – Toekenningsvoorwaarden – Ontmanteling van productie-installaties – Volledige of gedeeltelijke ontmanteling – Begrippen – Vóór de datum van indiening van de steunaanvraag te maken keuze – Verplichting om alle te ontmantelen productie-installaties op deze datum aan te wijzen

(Verordening van de Raad nr. 320/2006, art. 3 en 4; verordening nr. 968/2006 van de Commissie, art. 4 en 9)

(zie punten 56‑70, 73, 74, 77‑80, 83‑86, 101, 102, 106, 107, 110, 111)

2.      Landbouw – Financiering door het ELGF – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering om uitgaven ten laste te brengen die het gevolg zijn van onregelmatigheden bij de toepassing van de regelgeving van de Unie – Financiële correctie die overeenkomt met het verschil tussen het steunbedrag voor volledige ontmanteling en het steunbedrag voor gedeeltelijke ontmanteling – Grensgeval – Toepassing van een lager correctiepercentage of een correctiepercentage van nul – Toepassingsvoorwaarden – Geen automatische toepassing wanneer alle voorwaarden zijn vervuld

(Verordening van de Raad nr. 1290/2005, art. 31)

(zie punten 124, 126‑134)

3.      Handelingen van de instellingen – Administratieve gedragsregels van algemene strekking – Handeling die beoogt externe gevolgen te sorteren – Draagwijdte

(zie punt 125)

4.      Lidstaten – Verplichtingen – Verplichting tot loyale samenwerking met de instellingen van de Unie – Wederkerigheid

(Art. 4, lid 3, VEU)

(zie punten 138‑140)

Samenvatting

In het arrest Hongarije/Commissie (T‑139/15) van 12 maart 2019 heeft het Gerecht het door Hongarije krachtens artikel 263 VWEU ingestelde beroep verworpen dat strekte tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2015/103 van de Commissie(1), waarbij aan deze lidstaat een financiële correctie is opgelegd van 25 % van het totale bedrag aan herstructureringssteun voor volledige ontmanteling van de productie-installaties voor suiker. Deze steun was aan de Hongaarse suikerproducenten toegekend in het kader van de tijdelijke regeling voor herstructurering van de suikerindustrie.

In de eerste plaats moest het Gerecht beslissen op welk moment diende te worden beoordeeld of silo’s moesten worden aangemerkt als productie-installaties die met het oog op de toekenning van herstructureringssteun voor volledige ontmanteling dienden te worden ontmanteld, dan wel onder een van de uitzonderingen vielen  die het Hof in het arrest van 14 november 2013, SFIR e.a. (C‑187/12–C‑189/12, EU:C:2013:737), had geformuleerd.

Het Gerecht was van oordeel dat de vraag betreffende de kwalificatie van de silo’s moest worden beantwoord op de datum van indiening van de steunaanvraag en niet na afloop van het herstructureringsproces. Teneinde de door de betrokken regelgeving beoogde vermindering van de onrendabele productiecapaciteit van suiker in de Unie te kunnen realiseren, had de Uniewetgever namelijk voorzien in twee verschillende herstructureringsregelingen naargelang van de soort ontmanteling die werd doorgevoerd, dat wil zeggen volledige ontmanteling of gedeeltelijke ontmanteling, waarvoor verschillende bedragen aan herstructureringssteun golden. In geval van volledige ontmanteling konden bij wijze van uitzondering alle installaties in stand worden gehouden die niet nodig waren om suiker, isoglucose of inulinestroop te produceren of waarvan het gebruik geen rechtstreeks verband hield met de vervaardiging van deze producten, zoals verpakkingsinstallaties. In geval van gedeeltelijke ontmanteling daarentegen konden de installaties die nodig waren om suiker, isoglucose of inulinestroop te produceren of waarvan het gebruik rechtstreeks verband hield met de productie van deze producten, in stand worden gehouden op voorwaarde onder meer dat zij niet meer werden gebruikt voor de productie van onder de gemeenschappelijke marktordening voor suiker vallende producten.

Indien de vraag betreffende de kwalificatie werd beantwoord aan het eind van het herstructureringsproces, zouden silo’s die ten tijde van de indiening van de steunaanvraag productie-installaties waren, zowel bij volledige ontmanteling als bij gedeeltelijke ontmanteling in stand kunnen worden gehouden. Als gevolg daarvan zou instandhouding van een deel van de productie-installaties niet langer kenmerkend zijn voor de gedeeltelijke ontmanteling, maar ook mogelijk zijn in geval van volledige ontmanteling, terwijl de beheerders een bedrag aan herstructureringssteun zouden ontvangen dat 25 % hoger ligt dan in geval van gedeeltelijke ontmanteling, omdat met een volledige ontmanteling hogere kosten zijn gemoeid. Voorts zouden silo’s die op de datum van indiening van de steunaanvraag productie-installaties vormen, niet als te ontmantelen productie-installaties staan vermeld in het herstructureringsplan, hetgeen in strijd is met artikel 4, lid 3, onder c), van verordening nr. 320/2006(2). Ten slotte zou de verbintenis tot ontmanteling van alle productie-installaties waarvan de aanvraag voor herstructureringssteun voor volledige ontmanteling vergezeld dient te gaan, gebrekkig zijn geweest, want deze zou zich niet hebben uitgestrekt tot alle ten tijde van het aangaan van deze verbintenis bestaande productie-installaties.

In de tweede plaats heeft het Gerecht de vraag onderzocht of de Commissie, gelet op de objectieve moeilijkheden bij de uitlegging van de betrokken regelgeving met betrekking tot de instandhouding van de silo’s in geval van volledige ontmanteling, het bedrag van de financiële correctie had moeten verlagen of zelfs van elke correctie had moeten afzien overeenkomstig de richtsnoeren in document VI/5330/97(3) en met name in de tweede alinea van bijlage 2 bij dit document, dat als opschrift „Grensgevallen” draagt (hierna: „grensgeval”).

Volgens het Gerecht vormt het grensgeval een wegingsfactor, die evenwel geen automatisch recht geeft op de toepassing ervan. Aan de toepassing van het grensgeval is namelijk de voorwaarde verbonden, enerzijds, dat de tekortkoming die de Commissie in het kader van de procedure tot goedkeuring van de rekeningen heeft vastgesteld, voortvloeit uit moeilijkheden bij de uitlegging van de Unieregelgeving en, anderzijds, dat de nationale autoriteiten, zodra de Commissie de tekortkoming had vastgesteld, al het nodige hebben gedaan om deze te verhelpen.


1      Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/103 van de Commissie van 16 januari 2015 houdende onttrekking aan EU‑financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB 2015, L 16, blz. 33).


2      Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB 2006, L 58, blz. 42).


3      Document (VI/5330/97) van de Commissie van 23 december 1997, getiteld „Richtsnoeren voor de berekening van de financiële consequenties bij de voorbereiding van de beschikking inzake de goedkeuring van de rekeningen in het kader van het EOGFL, afdeling Garantie”.