Language of document : ECLI:EU:T:2019:452

ARREST VAN HET GERECHT (Zevende kamer)

27 juni 2019 (*)

„Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk Luciano Sandrone – Ouder Uniewoordmerk DON LUCIANO – Normaal gebruik van het oudere merk – Artikel 47, leden 2 en 3, van verordening (EU) 2017/1001 – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 – Aanvraag voor een woordmerk bestaande uit een voornaam en een achternaam – Ouder merk bestaande uit een titel en een voornaam – Neutraliteit van de begripsmatige vergelijking – Geen verwarringsgevaar”

In zaak T‑268/18,

Luciano Sandrone, wonende te Barolo (Italië), vertegenwoordigd door A. Borra, advocaat,

verzoeker,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door K. Kompari en H. O’Neill als gemachtigden,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO:

J. García Carrión, SA, gevestigd te Jumilla (Spanje),

betreffende een beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 26 februari 2018 (zaak R 1207/2017‑2) inzake een oppositieprocedure tussen J. García Carrión en Luciano Sandrone,

wijst

HET GERECHT (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: V. Tomljenović, president, E. Bieliūnas en A. Kornezov (rapporteur), rechters,

griffier: R. Ūkelytė, administrateur,

gezien het op 27 april 2018 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 1 augustus 2018 neergelegde memorie van antwoord,

na de terechtzitting op 28 februari 2019,

het navolgende

Arrest (1)

[omissis]

 Conclusies van partijen

13      Verzoeker verzoekt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het EUIPO te verwijzen in de kosten.

14      Het EUIPO verzoekt het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoeker te verwijzen in de kosten.

 In rechte

15      Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker in wezen twee middelen aan, waarbij hij met het eerste middel aanvoert dat de kamer van beroep artikel 47, leden 2 en 3, van verordening 2017/1001 heeft geschonden en met het tweede middel stelt dat de kamer van beroep artikel 8, lid 1, onder b), van die verordening heeft geschonden.

[omissis]

 Vermeende schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001

[omissis]

 Vergelijking van de tekens

[omissis]

62      In casu bestaat zowel het oudere merk als het teken dat het voorwerp vormt van de merkaanvraag uit woorden. De kamer van beroep was, alvorens over te gaan tot de visuele, fonetische en begripsmatige vergelijking van de conflicterende tekens, niet van mening dat deze tekens een dominerend bestanddeel bevatten. Het was pas in de loop van die vergelijking dat zij, ten eerste, met betrekking tot het oudere merk heeft gepreciseerd dat het woord „luciano” meer onderscheidend was dan het woord „don” (punt 51 van de bestreden beslissing). Wat ten tweede het teken betreft dat het voorwerp vormt van de merkaanvraag, is het onderscheidend vermogen van het bestanddeel „luciano” volgens de kamer van beroep geringer dan dat van het bestanddeel „sandrone”, dat voor het het Franse, het Italiaanse, het Portugese en het Spaanse publiek een grotere intrinsieke waarde heeft omdat het een zeldzame familienaam betreft. Deze conclusie geldt echter niet voor het gehele grondgebied van de Unie, met name niet in Duitsland en Finland, waar het bestanddeel „luciano” even onderscheidend is als het bestanddeel „sandrone” (punten 48 en 50 van de bestreden beslissing).

63      Verzoeker betwist deze laatste conclusie.

64      Derhalve moet worden nagegaan of de beoordeling door de kamer van beroep van de onderscheidende en dominerende bestanddelen van de conflicterende tekens op onjuiste opvattingen berust.

–       Onderscheidende en dominerende bestanddelen van de conflicterende tekens

65      Het teken dat het voorwerp vormt van de merkaanvraag, bestaat uit twee woorden, waarvan het eerste, „luciano”, zeven letters telt en het tweede, „sandrone”, acht. Het oudere merk bestaat ook uit twee woorden, waarvan het eerste, „don”, drie letters telt en het tweede, „luciano”, zeven.

66      Aangaande het oudere merk zij opgemerkt dat het bestanddeel „luciano” de overhand heeft over het bestanddeel „don”, al was het maar omdat „don” zo kort is, maar ook, zoals de kamer van beroep in punt 51 van de bestreden beslissing heeft benadrukt, vanwege het feit dat het zal worden opgevat als een Spaanse titel die „mijnheer” betekent of als een Italiaanse titel voor priesters, die daarenboven als zodanig zal worden opgevat door een aanzienlijk deel van het publiek in de Unie, met inbegrip van het Duitse en Finse publiek, waarbij de kamer van beroep op dat punt verwijst naar het Duitse woordenboek Duden. De kamer van beroep is dus terecht tot de slotsom gekomen dat het bestanddeel „luciano” voor het relevante publiek meer onderscheidend was dan het bestanddeel „don”, wat verzoeker overigens niet betwist. Dit zegt evenwel nog niets over de mate van onderscheidend vermogen van het bestanddeel „luciano” als zodanig (zie punt 102 hierna).

67      Het bestanddeel „luciano” mag dan wel meer onderscheidend zijn dan het woord „don”, maar niet in die mate dat dit laatste bestanddeel verwaarloosbaar wordt.

68      Wat het teken betreft dat het voorwerp van de merkaanvraag vormt, zullen de woorden waaruit het bestaat door het relevante publiek op het gehele grondgebied van de Unie wellicht worden opgevat als een combinatie van een voornaam en een familienaam, zoals de kamer van beroep in punt 46 van de bestreden beslissing terecht heeft vermeld. Vervolgens heeft de kamer van beroep erop gewezen dat de achternaam Sandrone, zelfs in Italië, niet wordt opgevat als een gebruikelijke familienaam en dat de voornaam Luciano daarentegen wordt opgevat als een voornaam die zeer vaak voorkomt in Spanje, Italië en Portugal, alsook in Frankrijk wegens de erop lijkende voornaam Lucien (punt 47 van de bestreden beslissing). Zij heeft dus erkend dat het onderscheidend vermogen van het bestanddeel „luciano” voor het publiek in deze landen geringer is dan dat van het bestanddeel „sandrone”, dat als zeldzame familienaam een „grotere intrinsieke waarde” heeft (punt 48 van de bestreden beslissing).

69      Partijen betwisten deze beoordeling van de kamer van beroep niet.

70      Volgens de kamer van beroep wordt het bestanddeel „luciano” in Duitsland of Finland daarentegen gepercipieerd als een zeldzame voornaam. Tevens heeft zij de stelling van de oppositieafdeling, dat het publiek in de gehele Unie dankzij de algemene bekendheid van de Italiaanse tenor Luciano Pavarotti vertrouwd is met de Italiaanse voornaam Luciano, van de hand gewezen. Volgens de kamer van beroep is, „voor zover haar bekend”, niet zozeer de volledige naam Luciano Pavarotti maar de familienaam Pavarotti heel bekend en herinnert een aanzienlijk deel van het publiek in de Unie zich zijn voornaam niet (punt 48 van de bestreden beslissing). Op basis daarvan is de kamer van beroep tot de conclusie gekomen dat zowel de voornaam Luciano als de familienaam Sandrone voor het Duitse en Finse publiek weinig gangbaar is en dat het eerste bestanddeel voor dat publiek dus even onderscheidend is als het tweede (punt 50 van de bestreden beslissing).

71      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat het volgens de rechtspraak mogelijk is dat de familienaam in een deel van de Unie doorgaans meer onderscheidend vermogen dan de voornaam bezit, maar desalniettemin dient rekening te worden gehouden met de specifieke elementen van de aan de orde zijnde zaak en inzonderheid met de omstandigheid dat de betrokken familienaam weinig of daarentegen zeer vaak voorkomt, hetgeen een invloed op dit onderscheidend vermogen kan hebben [arresten van 5 oktober 2011, Cooperativa Vitivinícola Arousana/BHIM – Sotelo Ares (ROSALIA DE CASTRO), T‑421/10, niet gepubliceerd, EU:T:2011:565, punt 50, en 11 juli 2018, Enoitalia/EUIPO – La Rural Viñedos y Bodegas (ANTONIO RUBINI), T‑707/16, niet gepubliceerd, EU:T:2018:424, punt 38], alsook met de mogelijke algemene bekendheid van de persoon die verzoekt om zijn voornaam en achternaam samen als merk in te schrijven (arrest van 24 juni 2010, Becker/Harman International Industries, C‑51/09 P, EU:C:2010:368, punten 36 en 37).

72      In de onderhavige zaak dient in navolging van verzoeker te worden vastgesteld dat de stelling van de kamer van beroep, dat de voornaam Luciano in Duitsland of Finland wordt opgevat als een zeldzame voornaam, geenszins op concrete gegevens berust.

73      Dienaangaande zij opgemerkt dat het enkele feit dat een bepaalde voornaam bij de bevolking van deze of gene lidstaat niet zeer gebruikelijk is, niet noodzakelijkerwijs betekent dat die voornaam door het relevante publiek in die lidstaat wordt opgevat als een zeldzame voornaam. Een voornaam die op Unieniveau of op internationaal niveau tamelijk bekend is, zal door het relevante publiek, zelfs in lidstaten waar die voornaam niet vaak voorkomt, namelijk niet worden opgevat als een zeldzame voornaam.

74      Aangezien de kamer van beroep in punt 47 van de bestreden beslissing terecht heeft opgemerkt dat de voornaam Luciano wordt opgevat als een voornaam die zeer vaak voorkomt in Spanje, Italië en Portugal, alsook in Frankrijk, met andere woorden in een groot deel van de Unie, kan in casu, gelet op de handelsstromen binnen de Unie en de huidige elektronische communicatiemiddelen, redelijkerwijs niet worden gesteld dat die voornaam door het relevante Duitse en Finse publiek zal worden gezien als een zeldzame voornaam. Anders gezegd, hoewel het algemeen bekend is dat de voornaam Luciano niet zeer vaak voorkomt bij de huidige bevolking in Duitsland en Finland, betekent dat enkele feit geenszins dat die voornaam in deze lidstaten zal worden opgevat als een zeldzame voornaam, zoals de kamer van beroep in punt 48 van de bestreden beslissing heeft gesteld.

75      Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat het meest onderscheidende bestanddeel van het aangevraagde teken voor het publiek in de gehele Unie het bestanddeel „sandrone” is, een familienaam die niet gebruikelijk wordt geacht, zonder dat het bestanddeel „luciano” daardoor evenwel verwaarloosbaar wordt.

76      Na onderzoek van de intrinsieke kwaliteiten van elk bestanddeel van de conflicterende tekens en na die kwaliteiten te hebben vergeleken met die van de andere bestanddelen, dient derhalve te worden vastgesteld dat de kamer van beroep, alvorens over te gaan tot de vergelijking van de conflicterende tekens op visueel, fonetisch en begripsmatig vlak, had moeten opmerken dat elk van de conflicterend tekens een meer onderscheidend bestanddeel omvat, namelijk het bestanddeel „luciano” in het oudere merk, wat zij terecht heeft opgemerkt, en het bestanddeel „sandrone” in het aangevraagde teken, wat zij niet heeft vastgesteld voor een deel van het relevante publiek. De gevolgen van deze vergissing zullen later worden bepaald.

[omissis]

–       Begripsmatige vergelijking

81      De kamer van beroep merkt in de punten 52 en 53 van de bestreden beslissing op dat het relevante publiek het aangevraagde teken zal associëren met een voornaam en een familienaam, dat wil zeggen met een specifieke (virtuele of reële) persoon die Luciano als voornaam heeft en lid is van de familie Sandrone, en op dezelfde wijze zal menen dat het oudere merk duidt op een persoon die Luciano als voornaam heeft. De kamer van beroep heeft daaruit afgeleid dat „[d]e consument, met name in Duitsland of in Finland, […] de betrokken merken aldus [kan] uitleggen dat zij verwijzen naar dezelfde (virtuele of reële) persoon die wordt gekenmerkt door de ongebruikelijke naam ,Luciano’”. Volgens de kamer van beroep stemmen de conflicterende tekens dus op begripsmatig vlak in gemiddelde mate overeen.

82      Zowel verzoeker als het EUIPO werpt in dat verband bezwaren op. Verzoeker voert aan dat de conflicterende tekens op begripsmatig vlak verschillend zijn, terwijl volgens het EUIPO de vergelijking tussen die tekens op dat vlak neutraal is. Voorts is de rechtspraak volgens het EUIPO op dat punt niet eenduidig, aangezien de Unierechter in bepaalde arresten heeft geoordeeld dat kon worden overgegaan tot een begripsmatige vergelijking tussen tekens die een achternaam of voornaam bevatten, terwijl die rechter in andere arresten heeft geoordeeld dat de begripsmatige vergelijking tussen dit soort tekens niet mogelijk was.

83      Het Gerecht stelt vast dat de rechtspraak op dat punt dus verduidelijking behoeft. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de begripsmatige vergelijking tot doel heeft de in de conflicterende tekens vervatte „begrippen” te vergelijken. De term „begrip” betekent, volgens de definitie die bijvoorbeeld het woordenboek Larousse daaraan geeft, een „algemene en abstracte opvatting die door de menselijke geest wordt ontwikkeld ten aanzien van een concreet of abstract denkbeeld en die hem in staat stelt de verschillende percepties die hij van dat denkbeeld heeft, daarmee in verband te brengen en de kennis ervan te structureren”.

84      Ook volgens de rechtspraak impliceert de begripsmatige overeenstemming dat de conflicterende tekens een overeenstemmende begripsinhoud hebben (arrest van 11 november 1997, SABEL, C‑251/95, EU:C:1997:528, punt 24).

85      Wanneer een voornaam of achternaam geen „algemene en abstracte opvatting” tot uitdrukking brengt en begripsinhoud mist, bevat hij geen enkel „begrip”, zodat de begripsmatige vergelijking tussen twee tekens die enkel uit een dergelijke voornaam of achternaam bestaan, niet mogelijk is.

86      Een begripsmatige vergelijking is daarentegen wel mogelijk wanneer de betrokken voornaam of achternaam, bijvoorbeeld wegens de bekendheid van een persoon met die voornaam of achternaam, symbool is komen te staan voor een begrip, of wanneer die voornaam of achternaam een duidelijke en onmiddellijk herkenbare begripsinhoud heeft.

87      Zo heeft het Gerecht reeds de gelegenheid gehad om te oordelen dat het relevante publiek de uit de achternaam of voornaam van personen bestaande merken opvat als merken zonder bijzondere begripsmatige betekenis, tenzij de voornaam of achternaam zeer bekend is omdat het de voornaam of achternaam van een beroemd persoon is [zie in die zin arresten van 18 mei 2011, IIC/BHIM – McKenzie (McKENZIE), T‑502/07, niet gepubliceerd, EU:T:2011:223, punt 40; 8 mei 2014, Pedro Group/BHIM – Cortefiel (PEDRO), T‑38/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:241, punten 71‑73, en 11 juli 2018, ANTONIO RUBINI, T‑707/16, niet gepubliceerd, EU:T:2018:424, punt 65].

88      In de onderhavige zaak heeft de kamer van beroep geen begrip dat met de betrokken voornaam en achternaam in verband kan worden gebracht, geïdentificeerd. Partijen voeren evenmin dergelijke argumenten aan.

89      Het enkele feit dat het relevante publiek het aangevraagde teken zal associëren met een voornaam en een familienaam en dus met een bepaalde virtuele of reële persoon, en dat het oudere merk zal worden opgevat als een merk dat duidt op een persoon genaamd Luciano, is dus irrelevant voor de vergelijking van de conflicterende tekens op begripsmatig vlak.

90      Dientengevolge moet de beoordeling door de kamer van beroep, volgens welke de conflicterende tekens op begripsmatig vlak in gemiddelde mate overeenstemmen, worden weerlegd. In navolging van het EUIPO moet worden geoordeeld dat in de onderhavige zaak een begripsmatige vergelijking niet mogelijk is, aangezien de in de conflicterende tekens vervatte voornamen en achternaam geen enkel begrip bevatten.

91      Gelet op de voorgaande overwegingen moet worden ingestemd met de bevindingen van de kamer van beroep volgens welke de conflicterende tekens op visueel en fonetisch vlak op zijn minst een geringe overeenstemming vertonen, en moeten haar bevindingen betreffende de gemiddelde mate van overeenstemming van deze tekens op begripsmatig vlak worden afgewezen, daar een begripsmatige vergelijking tussen die tekens in casu niet mogelijk is.

 Globale beoordeling van het verwarringsgevaar

92      Verzoekers argument in punt 63 van het verzoekschrift, dat het verwarringsgevaar moet worden beoordeeld op basis van de indruk die wordt opgeroepen bij de Unieconsument en niet op basis van de indruk die wordt opgeroepen bij de consument in een of twee lidstaten van de Unie (in dit geval Duitsland en Finland), moet meteen worden afgewezen. In herinnering moet namelijk worden gebracht dat de inschrijving van een Uniemerk ook wordt geweigerd indien een relatieve weigeringsgrond in de zin van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 slechts in een deel van de Unie bestaat [zie in die zin arrest van 14 december 2006, Mast-Jägermeister/BHIM – Licorera Zacapaneca (VENADO met kader e.a.), T‑81/03, T‑82/03 en T‑103/03, EU:T:2006:397, punt 76 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Verzoeker kan dus niet op goede gronden stellen dat de kamer van beroep ten onrechte het bestaan van verwarringsgevaar in louter twee lidstaten van de Unie heeft aangevoerd om de gevraagde inschrijving te weigeren, onverminderd de vraag of in casu al dan niet is bewezen dat bij de Duitse of Finse consument verwarringsgevaar bestaat.

93      Wat de beoordeling van het verwarringsgevaar betreft, blijkt uit de rechtspraak dat bij die beoordeling rekening moet worden gehouden met een bepaalde onderlinge samenhang tussen de in aanmerking genomen factoren, met name tussen de overeenstemming van de merken en de soortgelijkheid van de waren of diensten waarop de merken betrekking hebben. Zo kan een geringe mate van soortgelijkheid van de waren of diensten waarop de merken betrekking hebben, worden gecompenseerd door een hoge mate van overeenstemming tussen de merken, en omgekeerd (arresten van 28 maart 2017, REGENT UNIVERSITY, T‑538/15, niet gepubliceerd, EU:T:2017:226, punt 71, en 8 november 2017, IST, T‑80/17, niet gepubliceerd, EU:T:2017:784, punt 64).

94      Na toepassing van het in punt 93 supra genoemde beginsel van de onderlinge samenhang is de kamer van beroep tot de slotsom gekomen dat althans voor het relevante Duitse en Finse publiek een gevaar voor verwarring van de conflicterende tekens bestond, aangezien die tekens visueel en fonetisch op zijn minst in geringe mate overeenstemden en begripsmatig in gemiddelde mate overeenstemden, en de betrokken waren dezelfde of in gemiddelde mate soortgelijk waren.

95      Door het beginsel van de onderlinge samenhang automatisch toe te passen zonder daarbij rekening te houden met alle relevante factoren, heeft de kamer van beroep de globale beoordeling van het verwarringsgevaar evenwel niet correct uitgevoerd.

96      In herinnering moet worden gebracht dat het volgens de rechtspraak namelijk weliswaar juist is dat een geringe mate van soortgelijkheid van de waren en diensten waarop de merken betrekking hebben, krachtens het beginsel van de onderlinge samenhang kan worden gecompenseerd door een hoge mate van overeenstemming tussen de merken, maar omgekeerd niets eraan in de weg staat dat wordt vastgesteld dat er, gelet op de omstandigheden van het concrete geval, geen verwarringsgevaar bestaat, zelfs in geval van dezelfde waren en een geringe mate van overeenstemming tussen de conflicterende merken [arrest van 3 juni 2015, Giovanni Cosmetics/BHIM – Vasconcelos & Gonçalves (GIOVANNI GALLI), T‑559/13, EU:T:2015:353, punt 132 (niet gepubliceerd); zie ook, in die zin, arresten van 12 juli 2006, Vitakraft-Werke Wührmann/BHIM – Johnson’s Veterinary Products (VITACOAT), T‑277/04, EU:T:2006:202, punten 67 en 68, en 17 februari 2011, Annco/BHIM – Freche et fils (ANN TAYLOR LOFT), T‑385/09, EU:T:2011:49, punten 44 en 48].

97      In de eerste plaats is de kamer van beroep in casu overgegaan tot een onjuiste beoordeling van de overeenstemming tussen de conflicterende tekens door ten onrechte te concluderen dat het bestanddeel „luciano” in het aangevraagde teken even onderscheidend was als het bestanddeel „sandrone” en ten onrechte een gemiddelde begripsmatige overeenstemming tussen de conflicterende tekens vast te stellen (zie punten 75 en 90 hierboven).

98      In de tweede plaats heeft de kamer van beroep geen rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken waren. Volgens de rechtspraak speelt de wijze waarop de gemiddelde consument van het betrokken type waren of diensten de merken percipieert een beslissende rol bij de globale beoordeling van het verwarringsgevaar [arrest van 18 september 2012, Scandic Distilleries/BHIM – Bürgerbräu, Röhm & Söhne (BÜRGER), T‑460/11, niet gepubliceerd, EU:T:2012:432, punt 27].

99      In casu zijn in de wereld van de wijnbouw namen, of het nu gaat om een familienaam of de naam van een domein, van groot belang daar zij dienen als verwijzing naar de wijn en als aanduiding ervan. In het algemeen moet eraan worden herinnerd dat de consument eraan gewend is om wijn aan te duiden en te herkennen op basis van het woordelement dat hem identificeert en dat dit element met name verwijst naar de wijnbouwer of de eigendom aanduidt waar de wijn wordt geproduceerd [arresten van 27 februari 2014, Pêra-Grave/BHIM – Fundação Eugénio de Almeida (QTA S. JOSÉ DE PERAMANCA), T‑602/11, niet gepubliceerd, EU:T:2014:97, punt 35, en 11 juli 2018, ANTONIO RUBINI, T‑707/16, niet gepubliceerd, EU:T:2018:424, punt 49; zie ook in die zin arrest van 13 juli 2005, Julián Murúa Entrena, T‑40/03, EU:T:2005:285, punt 56]. Het is dus het onderscheidende bestanddeel „sandrone” dat zal dienen ter identificatie van verzoekers wijnen, dan wel de volledige benaming, dat wil zeggen „luciano sandrone”, maar niet alleen het bestanddeel „luciano”.

100    In de derde plaats heeft de kamer van beroep evenmin rekening gehouden met het veelvuldige gebruik, in de wijnsector, van echte of veronderstelde Spaanse of Italiaanse voornamen of namen en met het feit dat de consument gewend is aan merken met die bestanddelen, zodat hij niet telkens wanneer een dergelijke voornaam of achternaam in combinatie met andere bestanddelen in een merk voorkomt, zal denken dat alle waren waarvoor die voornaam of achternaam wordt gebruikt, dezelfde herkomst hebben [zie in die zin arrest van 3 juni 2015, GIOVANNI GALLI, T‑559/13, EU:T:2015:353, punt 116 (niet gepubliceerd) en aldaar aangehaalde rechtspraak].

101    In de wijnsector, waar het gebruik van uit namen of voornamen bestaande tekens zeer courant is, is het derhalve onwaarschijnlijk dat de gemiddelde consument kan denken dat een economische band bestaat tussen de houders van de conflicterende tekens op grond van het enkele feit dat in elk van die tekens de Italiaanse voornaam Luciano voorkomt, die volgens punt 47 van de bestreden beslissing in Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal wordt opgevat als een zeer vaak voorkomende voornaam waarvan niet is aangetoond dat hij in andere lidstaten van de Unie zou kunnen worden gepercipieerd als een zeldzame voornaam. Op basis van dit enkele feit kan met betrekking tot merken voor wijnen dus niet worden geconcludeerd dat verwarringsgevaar bestaat, aangezien het relevante publiek niet zal verwachten dat die gangbare voornaam slechts door één producent wordt gebruikt als bestanddeel van een merk [zie in die zin arrest van 8 februari 2019, Serendipity e.a./EUIPO – CKL Holdings (CHIARA FERRAGNI), T‑647/17, niet gepubliceerd, EU:T:2019:73, punt 71; zie ook naar analogie arrest van 3 juni 2015, GIOVANNI GALLI, T‑559/13, EU:T:2015:353, punt 117 (niet gepubliceerd)].

102    In de vierde plaats heeft de kamer van beroep evenmin rekening gehouden met het geringe onderscheidend vermogen van het gemeenschappelijke bestanddeel van de twee merken, namelijk „luciano”, dat voortvloeit uit het feit dat deze voornaam een potentieel onbeperkt aantal personen kan aanduiden en dat het gehele relevante publiek derhalve in staat zal zijn om het oudere merk te onderscheiden van het aangevraagde merk, daar dit laatste merk daarenboven het bestanddeel „sandrone” bevat, een familienaam met een grotere intrinsieke waarde (zie punten 68 en 69 hierboven).

103    Deze conclusie vindt steun in de rechtspraak van het Hof, volgens welke niet kan worden aanvaard dat elke familienaam die een ouder merk vormt, rechtsgeldig kan worden tegengeworpen aan de inschrijving van een merk dat uit een voornaam en die naam bestaat (zie in die zin arrest van 24 juni 2010, Becker/Harman International Industries, C‑51/09 P, EU:C:2010:368, punt 39). Er bestaat dus geen enkel automatisme op basis waarvan kan worden geconcludeerd tot het bestaan van verwarringsgevaar wanneer een uit een familienaam bestaand ouder merk wordt overgenomen in een ander merk en daaraan een voornaam wordt toegevoegd. Dit geldt evenzeer wanneer het oudere merk met name bestaat uit een voornaam en het aangevraagde teken bestaat uit een combinatie van die voornaam met een familienaam [arrest van 3 juni 2015, GIOVANNI GALLI, T‑559/13, EU:T:2015:353, punt 125 (niet gepubliceerd)].

104    Gelet op al het voorgaande en rekening houdend met de geringe mate van overeenstemming tussen de conflicterende tekens op visueel en fonetisch vlak, alsmede met het feit dat een begripsmatige vergelijking tussen deze tekens niet mogelijk is, moet worden geconcludeerd dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er gevaar voor verwarring van de conflicterende tekens bestond.

105    Om die redenen moet het tweede middel van het beroep worden aanvaard en moet de bestreden beslissing worden vernietigd, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan op de andere argumenten van verzoeker, die betrekking hebben op de bekendheid van het aangevraagde teken en op de beslissingspraktijk van het EUIPO.

[omissis]

HET GERECHT (Zevende kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 26 februari 2018 (zaak R 1207/20172) wordt vernietigd.

2)      Het EUIPO wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van Luciano Sandrone.

Tomljenović

Bieliūnas

Kornezov

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 27 juni 2019.

ondertekeningen


*      Procestaal: Engels.


1      Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.