Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 14 november 2003 ingesteld door Hynix Semiconductor Inc. tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-383/03)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 14 november 2003 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Hynix Semiconductor Inc., Kyoungi-Do, Korea, vertegenwoordigd door M. Bronckers, Y. Van Gerven, A. Gutermuth en A. Desmedt, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de definitieve verordening in haar geheel of ten minste ten dele nietig te verklaren, voorzover zij betrekking heeft op de invoer van producten vervaardigd door Hynix Semiconductor Inc. in de Europese Gemeenschap;

de Raad in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters beroep strekt tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1480/2003 van de Raad van 11 augustus 2003 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopig compenserend recht ingesteld op de invoer van bepaalde micro-elektronische schakelingen, zogenaamde DRAM's (dynamic random access memories/ dynamische willekeurig toegankelijke geheugens), uit de Republiek Korea.(1)

Verzoekster komt met haar eerste twee middelen op tegen de vaststelling dat zij niet haar medewerking heeft verleend. Volgens verzoekster gaat verweerder voorbij aan het rapport van Arthur Andersen tot vaststelling van verzoeksters liquidatiewaarde en het rapport van Citibank. Verzoekster voert in dat verband schending aan van artikel 28 van verordening nr. 2026/97 van de Raad(2), artikelen 12 en 22 van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, het evenredigheidsbeginsel, en een kennelijk onjuiste beoordeling.

Verzoekster voert bovendien aan dat de vaststelling van verweerder dat verschillende specifieke maatregelen verzoekster een voordeel hebben verleend, artikel 2 van verordening nr. 2026/97, artikel 1 van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen schendt, en een kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten uitmaakt.

Verzoekster stelt tevens dat de vaststelling dat het obligatieleningenprogramma van de KDB(3) specifiek was voor verzoekster, artikel 3 van verordening nr. 2026/97 en de artikelen 1.2 en 2 van de WTO overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen schendt, en een kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten uitmaakt.

Verzoekster stelt verder dat verweerders berekening van het bedrag van het voordeel van verschillende specifieke maatregelen een schending inhoudt van de artikelen 1, 2, 5, 6 en 7 van verordening nr. 2026/97, de mededeling voor de berekening van de omvang van de subsidie bij antisubsidieonderzoeken, artikelen 14, 22 en bijlage I(j) van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. In dit verband stelt verzoekster ook dat verweerder een kennelijke beoordelingsfout heeft begaan en artikel 253 EG heeft geschonden.

Verzoekster bestrijdt tevens de vaststelling van verweerder dat de invoer van gesubsidieerde producten uit de Republiek Korea aanmerkelijke schade heeft toegebracht aan de bedrijfstak van DRAM-producenten van de Gemeenschap. Verzoekster stelt dat deze vaststelling de artikelen 1, 8, 11 en 15 van verordening nr. 2026/97 en de artikelen 15, 19 en 22 van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen schendt, en een kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten vormt. Verzoekster stelt tevens dat verweerder artikel 253 EG heeft geschonden in dit verband.

Tenslotte voert verzoekster aan dat verweerder bij de berekening van het bedrag van het compenserende recht de artikelen 5 en 7 van verordening nr. 2026/97, de mededeling voor de berekening van de omvang van de subsidie bij antisubsidieonderzoeken en de artikelen 14 en 19 van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen heeft geschonden, en een kennelijk beoordelingsfout heeft begaan.

____________

1 - ) PB L 212 van 22 augustus 2003, blz. 1.

2 - ) Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PB L 288, blz. 1).

3 - )Zie punt 48 van de bestreden verordening.