Language of document : ECLI:EU:T:2018:79

Zaak T265/17

ExpressVPN Ltd

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

„Uniemerk – Internationale inschrijving waarin de Europese Unie wordt aangewezen – Beeldmerk EXPRESSVPN – Absolute weigeringsgrond – Vordering tot wijziging – Enige vordering – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Negende kamer) van 1 februari 2018

Uniemerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Bevoegdheid van het Gerecht – Wijziging van een beslissing van het Bureau – Beoordeling tegen de achtergrond van de bevoegdheden van de kamer van beroep – Enige vordering strekkende tot wijziging

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 45, 58, lid 1, 64, lid 1, 65, lid 3, 131 en 132, lid 1)

Aangezien verzoekster in haar opmerkingen over de exceptie van niet-ontvankelijkheid heeft onderstreept dat zij enkel om „wijziging” van de bestreden beslissing verzocht, teneinde „aldus inschrijving van het merk mogelijk te maken”, kan het Gerecht deze enige vordering niet aldus uitleggen dat deze tegelijkertijd tot vernietiging en wijziging van de genoemde beslissing strekt.

Het Gerecht heeft reeds geoordeeld dat om een wijzigingsverzoek in de zin van artikel 65, lid 3, van verordening nr. 207/2009 inzake het Uniemerk (thans artikel 72, lid 3, van verordening 2017/1001) te kunnen toewijzen, eerst voldaan moet zijn aan de noodzakelijke voorwaarde dat de beslissing geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, zodat het een dergelijk verzoek niet kan toewijzen indien een vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing ontbreekt.

Hoe dan ook, voor zover verzoekster vordert dat „het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) het merk inschrijft in het merkenregister van de Europese Unie”, moet eraan worden herinnerd dat de wijzigingsbevoegdheid van het Gerecht bedoeld is om het beslissingen te laten nemen die de kamer van beroep overeenkomstig de bepalingen van verordening nr. 207/2009 had moeten nemen.

De ontvankelijkheid van een vordering tot wijziging van een beslissing van een kamer van beroep door het Gerecht moet dus worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bevoegdheden die verordening nr. 207/2009 de kamer van beroep verleent.

Daarbij zij allereerst aangetekend dat de kamer van beroep krachtens artikel 64, lid 1, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 71, lid 1, van verordening 2017/1001) na het onderzoek ten gronde van het beroep dat is ingesteld tegen een beslissing van één van de instanties bedoeld in artikel 58, lid 1, van dezelfde verordening (thans artikel 66, lid 1, van verordening 2017/1001) „hetzij de bevoegdheden [kan] uitoefenen van de instantie die de bestreden beslissing heeft genomen, hetzij de zaak voor verdere afdoening naar deze instantie [kan] terugwijzen”. Hieruit volgt dat de kamer van beroep niet bevoegd is om een bevel te richten tot de instantie waarvan zij de beslissing heeft onderzocht.

Voorts dient eraan te worden herinnerd dat de inschrijving van een Uniemerk voortvloeit uit de vaststelling dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 45 van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 51 van verordening 2017/1001). De instanties van het Bureau die bevoegd zijn ter zake van de inschrijving van Uniemerken, stellen dienaangaande geen formele beslissing vast waartegen beroep kan worden ingesteld.

In artikel 45, lid 1, van verordening nr. 207/2009 is immers bepaald dat „[i]ndien een aanvraag voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden en er geen oppositie is ingesteld binnen de in artikel 41, lid 1, bedoelde termijn, of indien enige ingediende oppositie door middel van intrekking, weigering of op enige andere wijze definitief is afgewezen, het merk en de in artikel 87, lid 2, bedoelde nadere gegevens [worden] ingeschreven in het register” (artikel 41, lid 1, van verordening nr. 207/2009 is vervangen door artikel 46, lid 1, van verordening 2017/1001 en artikel 87, lid 2, van verordening nr. 207/2009 is thans artikel 111 van verordening 2017/1001).

Volgens artikel 131 van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 160 van verordening 2017/1001) is de onderzoeker bevoegd, namens het Bureau beslissingen te nemen over aanvragen om inschrijving van Uniemerken, alsook over de in de artikelen 36, 37 en 68 van deze verordening (thans artikelen 41, 42 en 76 van verordening 2017/1001) bedoelde aangelegenheden, tenzij een oppositieafdeling bevoegd is. Verder is een oppositieafdeling krachtens artikel 132, lid 1 van deze verordening (thans artikel 161, lid 1, van verordening 2017/1001) bevoegd beslissingen te nemen over bezwaren tegen aanvragen om inschrijving van Uniemerken.

Uit artikel 45, lid 1, alsmede de artikelen 131, en 132, lid 1, van verordening nr. 207/2009, blijkt dat de aan de onderzoeker en de oppositieafdeling toegekende bevoegdheden er niet toe strekken vast te stellen dat is voldaan aan alle voorwaarden voor inschrijving van een Uniemerk als bedoeld in artikel 45 van verordening nr. 207/2009.

Hieruit volgt dat een kamer van beroep in het kader van een beroep dat volgens artikel 58, lid 1, van verordening nr. 207/2009 is ingesteld tegen een beslissing van de onderzoeker of een oppositieafdeling, gelet op de bevoegdheden die haar in artikel 64, lid 1, van deze verordening zijn toegekend, zich slechts over bepaalde van de voorwaarden voor inschrijving van het Uniemerk kan uitspreken, te weten hetzij over de vraag of de merkaanvraag voldoet aan de bepalingen van deze verordening, hetzij over de uitkomst van de oppositieprocedure die tegen dit merk kan worden ingesteld.

Derhalve moet worden vastgesteld dat een kamer van beroep niet bevoegd is om kennis te nemen van een verzoek om een Uniemerk in te schrijven.

In die omstandigheden is het Gerecht evenmin bevoegd om kennis te nemen van een vordering tot wijziging die ertoe strekt dat de beslissing van een kamer van beroep in die zin wordt gewijzigd.

(zie punten 14‑25)