Language of document : ECLI:EU:T:2010:251

ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer)

22 juni 2010 (*)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk CARBON CAPITAL MARKETS – Ouder nationaal en gemeenschapsbeeldmerk CM Capital Markets – Relatieve weigeringsgrond – Ontbreken van verwarringsgevaar – Tekens die niet overeenstemmen – Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009]”

In zaak T‑563/08,

CM Capital Markets Holding, SA, gevestigd te Madrid (Spanje), vertegenwoordigd door T. Villate Consonni en J. Calderón Chavero, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door J. Crespo Carrillo als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënte voor het Gerecht:

Carbon Capital Markets Ltd, gevestigd te Oxford (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door E. Hardcastle, solicitor,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 26 september 2008 (zaak R 15/2008‑1) inzake een oppositieprocedure tussen CM Capital Markets Holding, SA en Carbon Capital Markets Ltd,

wijst

HET GERECHT (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: I. Pelikánová, kamerpresident, K. Jürimäe (rapporteur) en S. Soldevila Fragoso, rechters,

griffier: E. Coulon,

gezien het op 16 december 2008 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 27 mei 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het BHIM,

gezien de op 1 mei 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënte,

gelet op de omstandigheid dat geen van de partijen om vaststelling van een terechtzitting heeft verzocht binnen een maand na de betekening van de sluiting van de schriftelijke behandeling, en dus op rapport van de rechter-rapporteur overeenkomstig artikel 135 bis van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht is besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 9 juni 2005 heeft interveniënte, Carbon Capital Markets Ltd, bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1)].

2        De inschrijvingsaanvraag betreft het woordteken CARBON CAPITAL MARKETS.

3        De diensten waarvoor de inschrijving werd aangevraagd, behoren tot klasse 36 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt: „Financiële diensten; het verhandelen van goederen; makelaardij in termijngoederen; financiering van goederen; belegging in goederen; diensten met betrekking tot de handel in handelsgoederen; verschaffing van prijsgegevens van handelsgoederen; kapitaalbeleggingen; beleggingsdiensten; diensten met betrekking tot handel in emissie[rechten]; handel in opties; handel in emissie[rechten]; handel in effecten; handel in aandelen; makelaardij in termijngoederen; risicomanagement; financiering van acquisities; informatie, advisering en raadgeving met betrekking tot handel in emissies”.

4        De gemeenschapsmerkaanvraag is op 12 december 2005 in het Blad van gemeenschapsmerken nr. 50/2005 gepubliceerd.

5        Op 10 maart 2006 heeft verzoekster, CM Capital Markets Holding, SA, krachtens artikel 42 van verordening nr. 40/94 (thans artikel 41 van verordening nr. 207/2009) oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk voor de in punt 3 supra bedoelde diensten.

6        De oppositie was gebaseerd op twee inschrijvingen van het hierna weergegeven beeldteken in de kleuren blauw en grijs (hierna: „oudere merken”):

Image not found

7        Dit teken was het voorwerp van:

–        enerzijds, gemeenschapsmerkinschrijving nr. 3409281 van 6 juli 2005 ter aanduiding van diensten van de klassen 35, 36 en 42 in de zin van de Overeenkomst van Nice, die voor elk van deze klassen zijn omschreven als volgt:

–        klasse 35: „Kostprijsanalyse; bedrijfsorganisatorische en bestuurlijke advisering; hulp bij de leiding van industriële ondernemingen; professionele consultatie op zakelijk gebied, plaatsing van personeel, adviezen bij personeelsproblemen; boekhouden; het invullen van belastingformulieren; statistische informatie; marktstudie”;

–        klasse 36: „Actuariaat; beheer van financiële goederen; incassobureaus, bureaus voor het innen van huur; financiële analyse; beursmakelaardij; uitgifte van waardebonnen; fiscale en financiële expertises; fiscale expertises; beleggingstrusts en holdings; financiële, monetaire en beursdiensten; kapitaalvorming en ‑belegging; koers‑ en beursnoteringen”;

–        klasse 42: „Dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek; ontwerpen en ontwikkelen van computers; raadgeving op het gebied van computerprogrammering; studies, analyse, ontwikkeling van softwareprojecten en computersystemen; advisering op het gebied van computers, verhuur van computers; software; ontwikkelen en creëren van webpagina’s; wetenschappelijke en technologische diensten, onderzoek en ontwerp op dit gebied; dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek; advisering en juridische bijstand”;

–        anderzijds, Spaanse inschrijving nr. 2381503 van 5 oktober 2001 ter aanduiding van diensten van klasse 36 in de zin van de Overeenkomst van Nice, die zijn omschreven als volgt: „Financiële diensten en geldwisseldiensten”.

8        De oppositie was gebaseerd op alle door de oudere merken beschermde diensten.

9        Tot staving van de oppositie werd de weigeringsgrond van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009) aangevoerd.

10      Op 30 oktober 2007 heeft de oppositieafdeling van het BHIM de oppositie afgewezen. Zij heeft zich in wezen op het standpunt gesteld dat er geen gevaar voor verwarring van de betrokken tekens bestond.

11      Op 17 december 2007 heeft verzoekster krachtens de artikelen 57 tot en met 62 van verordening nr. 40/94 (thans artikelen 58 tot en met 64 van verordening nr. 207/2009) bij het BHIM beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling.

12      Bij beslissing van 26 september 2008 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de eerste kamer van beroep van het BHIM het beroep verworpen. Zij was in het bijzonder in punt 26 van de bestreden beslissing van oordeel dat de door de betrokken merken aangeduide diensten weliswaar „in wezen dezelfde” waren, maar die merken niet dermate overeenstemden dat er gevaar voor verwarring ertussen bestond, gelet op het feit dat de uitdrukking „capital markets” een soortnaam is voor de diensten van de financiële sector, gelet op het zwakke onderscheidend vermogen van huis uit van de oudere merken en het feit dat het relevante publiek zeer oplettend en goedgeïnformeerd is.

 Conclusies van partijen

13      Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

–        de bestreden beslissing te vernietigen, zodat de inschrijving van het aangevraagde merk in haar geheel wordt geweigerd;

–        haar argumenten toe te wijzen;

–        het BHIM te verwijzen in de kosten.

14      Het BHIM concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

15      Interveniënte concludeert dat het het Gerecht behage:

–        de bestreden beslissing te bevestigen, zodat de inschrijving van het aangevraagde merk in haar geheel wordt toegestaan;

–        haar argumenten toe te wijzen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

16      Verzoekster voert één middel aan, te weten schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

 Argumenten van partijen

17      Verzoekster betoogt in wezen dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gevaar voor verwarring van de betrokken merken bestond.

18      In de eerste plaats is verzoekster van mening dat de door de betrokken merken aangeduide diensten dezelfde zijn, zoals de kamer van beroep heeft opgemerkt.

19      In de tweede plaats stelt verzoekster in wezen dat de betrokken merken „bijna dezelfde” zijn.

20      Verzoekster is van mening dat enerzijds in het aangevraagde merk drie woorden, te weten „carbon”, „capital” en „markets”, en anderzijds in de oudere merken de letter „c” en de twee woorden, te weten „capital” en „markets”, de dominerende bestanddelen van deze merken zijn. In dit verband merkt zij op dat de tekens de woorden „capital” en „markets” gemeen hebben. Bovendien is de letter „c” in de oudere merken de beginletter van het woord „carbon”, dat deel uitmaakt van het aangevraagde merk en waarnaar hij verwijst. De oudere merken en het aangevraagde merk suggereren en beschermen immers diensten die verband houden met de markten van koolstofdioxide die de betrokken ondernemingen verhandelen.

21      Op dit punt wijst verzoekster met klem erop dat blijkens de beslissingspraktijk van het BHIM en de rechtspraak de consument een samengesteld merk identificeert en onthoudt aan de hand van het woordelement ervan, en niet aan de hand van het grafische element, dat in casu verwaarloosbaar is, en samengestelde merken dezelfde zijn wanneer zij dezelfde woordelementen bevatten. Zoals de oppositieafdeling van het BHIM in verschillende zaken heeft opgemerkt ten einde verwarringsgevaar vast te stellen, is het van belang erop te wijzen dat de woordelementen van de betrokken merken „voor meer dan 70 % overeenstemmen”. Verder volstaan de grafische verschillen tussen de betrokken merken niet om verwarringsgevaar te vermijden.

22      In de derde plaats voert verzoekster aan dat de kamer van beroep niet overeenkomstig de rechtspraak „de nodige aandacht heeft besteed aan het feit dat, wanneer de diensten dezelfde zijn, de grens en het onderscheid tussen de [betrokken] merken duidelijk en direct [moet] zijn”. Dienaangaande verwijst verzoekster naar de rechtspraak volgens welke een gemiddelde consument zelden de mogelijkheid heeft, verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, en dus moet afgaan op het onvolmaakte beeld dat hem is bijgebleven, en een dergelijke consument geen bijzondere technische kennis heeft en evenmin gespecialiseerd is. Derhalve is verzoekster van mening dat, zoals het Gerecht in het arrest van 23 oktober 2002, Oberhauser/BHIM – Petit Liberto (Fifties) (T‑104/01, Jurispr. blz. II‑4359, punt 50) heeft gesteld, de kamer van beroep in casu had moeten oordelen dat „[h]et feit dat de door de betrokken merken aangeduide diensten dezelfde zijn, als logisch gevolg heeft dat mogelijke verschillen tussen de [betrokken] tekens zwakker worden”.

23      In de vierde plaats betoogt verzoekster dat rekening moet worden gehouden met het gevaar voor associatie van de betrokken merken, aangezien het zeer waarschijnlijk is dat de consument die vertrouwd is met de oudere merken en de commerciële herkomst ervan, deze associeert met het aangevraagde merk.

24      Het BHIM en interveniënte betwisten verzoeksters argumenten

 Beoordeling door het Gerecht

25      Volgens artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 wordt na oppositie door de houder van een ouder merk inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan op het grondgebied waarop het oudere merk wordt beschermd. Verwarring omvat het gevaar voor associatie met het oudere merk. Verder moet volgens artikel 8, lid 2, sub a‑i en ‑ii, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 2, sub a‑i en ‑ii, van verordening nr. 207/2009) onder oudere merken worden verstaan: de in een lidstaat ingeschreven merken en gemeenschapsmerken waarvan de datum van de inschrijvingsaanvraag voorafgaat aan de datum van de gemeenschapsmerkaanvraag.

26      Volgens vaste rechtspraak is er sprake van verwarringsgevaar wanneer het publiek kan menen dat de betrokken waren of diensten van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Volgens diezelfde rechtspraak dient het verwarringsgevaar globaal te worden beoordeeld, met inachtneming van de wijze waarop het relevante publiek de betrokken tekens en waren of diensten percipieert en van alle relevante omstandigheden van het concrete geval, in het bijzonder de onderlinge samenhang tussen de overeenstemming van de tekens en de soortgelijkheid van de waren en diensten waarop zij betrekking hebben [zie arrest Gerecht van 9 juli 2003, Laboratorios RTB/BHIM – Giorgio Beverly Hills (GIORGIO BEVERLY HILLS), T‑162/01, Jurispr. blz. II‑2821, punten 30‑33, en aldaar aangehaalde rechtspraak].

27      Het onderhavige geval dient tegen de achtergrond van deze rechtspraak te worden onderzocht.

 Relevant publiek

28      Volgens de rechtspraak dient in het kader van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar te worden uitgegaan van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de betrokken warencategorie. Ook moet in aanmerking worden genomen dat het aandachtsniveau van de gemiddelde consument kan variëren naar gelang van de soort waren of diensten waarom het gaat [zie arrest Gerecht van 13 februari 2007, Mundipharma/BHIM – Altana Pharma (RESPICUR), T‑256/04, Jurispr. blz. II‑449, punt 42, en aldaar aangehaalde rechtspraak].

29      In casu wordt in de eerste plaats tussen partijen niet betwist dat, aangezien de oudere merken een gemeenschapsmerk en een Spaans merk zijn, de kamer van beroep in punt 16 van de bestreden beslissing op goede gronden heeft gesteld dat moet worden uitgegaan van de wijze waarop de consument van de diensten de betrokken merken percipieert op het gehele communautaire grondgebied [zie, in die zin, arrest Gerecht van 22 maart 2007, Brinkmann/BHIM – Terra Networks (Terranus), T‑322/05, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 29 en 30].

30      In de tweede plaats is de kamer van beroep – tevens in punt 16 van de bestreden beslissing – tot de conclusie gekomen dat het relevante publiek „zeer oplettend en goedgeïnformeerd” is, na te hebben vastgesteld dat „de oudere merken diensten aanduiden die zijn bestemd voor een gespecialiseerde groep van personen – in het bijzonder deskundigen, makelaars en andere personen die op de financiële en kapitaalmarkten actief zijn – en [dat] de diensten waarop het aangevraagde merk betrekking heeft, bestemd zijn voor hetzelfde publiek”.

31      Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat verzoekster weliswaar in haar schriftelijke stukken uitdrukkelijk verwijst naar rechtspraak volgens welke – kort gezegd – een gemiddelde consument geen bijzondere technische kennis heeft en evenmin gespecialiseerd is, maar zij betoogt niet uitdrukkelijk dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting bij de afbakening van het relevante publiek. Verder voert verzoekster geen enkel argument of bewijselement aan ten bewijze dat de gebruikers van de betrokken diensten, gesteld dat het gaat om eindverbruikers en niet alleen om beroepsbeoefenaars, niet zeer oplettend en goedgeïnformeerd zijn, zoals de kamer van beroep heeft opgemerkt, gelet op de aard van de financiële diensten waarop de betrokken merken betrekking hebben. De beoordeling van de kamer van beroep op dit punt kan derhalve niet op losse schroeven worden gezet.

32      In de derde plaats dient, gelet op het feit dat het relevante publiek zeer oplettend en goedgeïnformeerd is, te worden opgemerkt dat de kamer van beroep in punt 21 van de bestreden beslissing op goede gronden heeft geoordeeld dat dit publiek vertrouwd is met de Engelse financiële basisterminologie. Partijen hebben dit niet betwist.

33      Gelet op het voorgaande dient te worden geoordeeld dat het relevante publiek bestaat uit de consument op het communautaire grondgebied die zeer oplettend, goedgeïnformeerd en vertrouwd met de Engelse financiële basisterminologie is.

 Vergelijking van de diensten

34      Partijen betwisten niet dat de kamer van beroep in punt 26 van de bestreden beslissing terecht heeft gesteld dat „de betrokken diensten in wezen dezelfde zijn”. Aangezien de door de oudere merken aangeduide diensten die in het bijzonder behoren tot klasse 36 in de zin van de Overeenkomst van Nice, dezelfde soorten diensten van de financiële sector omvatten als die van dezelfde klasse waarop het aangevraagde merk betrekking heeft, dient te worden geoordeeld dat de betrokken diensten dezelfde zijn [zie, in die zin, arrest Gerecht van 18 april 2007, House of Donuts/BHIM – Panrico (House of donuts), T‑333/04 en T‑334/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 41].

 Vergelijking van de tekens

35      De globale beoordeling van het verwarringsgevaar dient, wat de visuele, fonetische of begripsmatige overeenstemming van de betrokken tekens betreft, te berusten op de totaalindruk die door deze tekens wordt opgeroepen, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen ervan [zie arrest Gerecht van 14 oktober 2003, Phillips-Van Heusen/BHIM – Pash Textilvertrieb und Einzelhandel (BASS), T‑292/01, Jurispr. blz. II‑4335, punt 47, en aldaar aangehaalde rechtspraak].

36      Bij de beoordeling van de overeenstemming van twee merken mag niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk worden beschouwd en vergeleken met een ander merk. Bij een dergelijke vergelijking moeten de betrokken merken juist elk in hun geheel worden onderzocht, hetgeen niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd (zie arrest Hof van 12 juni 2007, BHIM/Shaker, C‑334/05 P, Jurispr. blz. I‑4529, punt 41, en aldaar aangehaalde rechtspraak). Alleen wanneer alle andere bestanddelen van het merk te verwaarlozen zijn, kan de overeenstemming op basis van enkel het dominerende bestanddeel worden beoordeeld (arresten Hof BHIM/Shaker, reeds aangehaald, punt 42, en van 20 september 2007, Nestlé/BHIM, C‑193/06 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 42). Dit kan in het bijzonder het geval zijn wanneer dit bestanddeel op zichzelf het beeld van dit merk dat bij het relevante publiek in herinnering blijft, kan domineren, zodat alle andere bestanddelen verwaarloosbaar zijn voor de totaalindruk die door het merk wordt opgeroepen (arrest Nestlé/BHIM, reeds aangehaald, punt 43).

37      Bovendien staat niets eraan in de weg dat wordt nagegaan of er visuele overeenstemming tussen een woordmerk en een beeldmerk bestaat, aangezien deze twee typen merken een grafische vorm hebben waardoor een visuele indruk kan ontstaan [zie arrest Gerecht van 4 mei 2005, Chum/BHIM – Star TV (STAR TV), T‑359/02, Jurispr. blz. II‑1515, punt 43, en aldaar aangehaalde rechtspraak].

38      Wat in de eerste plaats eventuele dominerende bestanddelen van de betrokken merken betreft, dient in casu te worden opgemerkt dat, terwijl verzoekster aanvoert dat de woordelementen „carbon”, „capital” en „markets” van het aangevraagde merk en „c”, „capital” en „markets” van de oudere merken de dominerende bestanddelen van de betrokken tekens zijn, de kamer van beroep in de bestreden beslissing niet heeft gesteld dat zij van mening was dat bepaalde elementen van de betrokken merken domineerden. Daarentegen heeft zij in punt 21 van de bestreden beslissing uitdrukkelijk uitgesloten dat de termen „capital” en „markets” in het kader van de vergelijking van de betrokken tekens een „doorslaggevende factor” kunnen vormen. Op dit punt heeft de kamer van beroep in wezen gesteld dat de termen „capital” en „markets” soortnamen waren in de financiële sector en dat overeenkomstig de rechtspraak het relevante publiek in de regel een beschrijvend bestanddeel van een samengesteld merk niet als het onderscheidende en dominerende bestanddeel van de door dit merk opgeroepen totaalindruk beschouwt.

39      Wat ten eerste het aangevraagde merk betreft, dient te worden opgemerkt dat, wanneer bepaalde elementen van een merk de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven of de in de inschrijvingsaanvraag aangeduide waren en diensten beschrijven, deze elementen slechts een zwak, of zelfs zeer zwak onderscheidend vermogen wordt toegekend [zie, in die zin, arresten Gerecht van 12 september 2007, Koipe/BHIM – Aceites del Sur (La Española), T‑363/04, Jurispr. blz. II‑3355, punt 92, en van 13 december 2007, Cabrera Sánchez/BHIM – Industrias Cárnicas Valle (el charcutero artesano), T‑242/06, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 52, en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Door het zwakke, en zelfs zeer zwakke onderscheidend vermogen ervan zullen de beschrijvende elementen van een merk over het algemeen door het publiek niet worden beschouwd als de dominerende bestanddelen van de erdoor opgeroepen totaalindruk, behalve wanneer zij, met name vanwege de positie of de afmetingen ervan, in het oog kunnen springen van het publiek en hem kunnen bijblijven [zie, in die zin, arresten Gerecht el charcutero artesano, reeds aangehaald, punt 53, en aldaar aangehaalde rechtspraak, en van 12 november 2008, Shaker/BHIM –Limiñana y Botella (Limoncello della Costiera Amalfitana shaker), T‑7/04, Jurispr. blz. II‑3085, punt 44, en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Dit betekent evenwel niet dat de beschrijvende elementen van een merk noodzakelijkerwijs verwaarloosbaar zijn voor de door dit merk opgeroepen totaalindruk. In dit verband dient in het bijzonder te worden onderzocht of andere elementen van het merk op zichzelf het beeld van dit merk dat bij het relevante publiek in herinnering blijft, kunnen domineren (zie punt 36 supra).

40      Het aangevraagde merk wordt gevormd door de drie woorden „carbon”, „capital” en „markets”. Vastgesteld dient te worden dat de uitdrukking „capital markets” beschrijvend is voor alle diensten die het aangevraagde merk wil beschermen, en voorts dat het woord „carbon” een deel van deze diensten suggereert, zoals de diensten die verband houden met „de handel in emissierechten”, die het relevante publiek, dat zeer oplettend en goedgeïnformeerd is, zal opvatten als een verwijzing naar financiële diensten in verband met de emissie van koolstofdioxide. Bovendien vormt de uitdrukking „carbon capital markets” syntactisch een coherente eenheid die door het relevante publiek zal worden begrepen als een verwijzing naar „kapitaalmarkten in de koolstofsector”.

41      Bijgevolg kan geen enkel van de drie woordelementen van het aangevraagde merk dominerend of verwaarloosbaar worden geacht. Er moet dus rekening worden gehouden met de door het aangevraagde merk opgeroepen totaalindruk [zie, in die zin, arrest Gerecht van 11 december 2008, Tomorrow Focus/BHIM – Information Builders (Tomorrow Focus), T‑90/06, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29].

42      Wat ten tweede de oudere merken betreft, heeft de kamer van beroep in punt 22 van de bestreden beslissing terecht erop gewezen dat enerzijds zij worden gevormd door een grafisch element bestaande in een rechthoekig kader met daarin de hoofdletter „c” boven een golvende lijn die volgens de kamer van beroep kan worden gezien als een fantasieletter „m”, en anderzijds onder dit beeldelement en op centrale wijze de uitdrukking „capital markets” is geschreven in kleine letters, met uitzondering van de beginletters ervan. Terwijl het woord „capital” in dezelfde grijze kleur is geschreven als de letter „c” in het beeldelement, is het woord „markets” in dezelfde blauwe kleur geschreven als de golvende lijn.

43      In dit verband moet verzoeksters argument worden afgewezen, volgens hetwelk het relevante publiek meer belang hecht aan de woordelementen dan aan de beeldelementen van een samengesteld merk, zodat de letter „c” en de woordelementen „capital” en „markets” in de oudere merken domineren.

44      Wat enerzijds het beeldelement van de oudere merken betreft, dient immers te worden opgemerkt dat de letter „c” en, in voorkomend geval, de letters „c” en „m”, gesteld dat het relevante publiek de fantasieletter „m” niet ziet als een eenvoudige golvende lijn, een visueel geheel vormen dat onlosmakelijk is verbonden met het rechthoekige kader waarin zij zijn geschreven. Het is dus het grafische element in zijn geheel dat – zoals de kamer van beroep in punt 22 van de bestreden beslissing terecht heeft gesteld – in het bijzonder de aandacht van het relevante publiek kan trekken wegens de bijzondere grafische vormgeving ervan, en niet de letter „c” op zich of, in voorkomend geval, de letters „c” en „m”.

45      Wat anderzijds het woordelement van de oudere merken betreft, dient te worden vastgesteld dat – zoals in punt 40 supra met betrekking tot het aangevraagde merk is uiteengezet – de uitdrukking „capital markets”, die de door de oudere merken aangeduide diensten beschrijft, weliswaar in beginsel niet in staat is om de door de oudere merken opgeroepen totaalindruk te domineren, maar dit niet wegneemt dat het gaat om een relevant element voor de vergelijking van de betrokken tekens, met name omdat zij in de oudere merken visueel een even belangrijke plaats inneemt als het grafische element.

46      Gelet op het voorgaande dient dus te worden geoordeeld dat, anders dan verzoekster betoogt, de oudere merken visueel, fonetisch en begripsmatig met het aangevraagde merk dienen te worden vergeleken op grond van de totaalindruk die wordt opgeroepen door het grafische element en het woordelement ervan, zonder dat een ervan als dominerend of verwaarloosbaar kan worden beschouwd.

47      In de tweede plaats dient met betrekking tot de visuele vergelijking van de betrokken merken te worden vastgesteld dat deze merken weliswaar de woordelementen „capital” en „markets” gemeen hebben, zoals verzoekster opmerkt, maar dit niet wegneemt dat de visuele configuratie ervan verschillend is, zoals de kamer van beroep in punt 22 van de bestreden beslissing terecht heeft gesteld.

48      Terwijl immers de term „carbon” voorafgaat aan de termen „capital” en „markets” in het aangevraagde merk, staat het grafische element van de oudere merken daarentegen boven het woordelement „capital markets”, zodat de woord‑ en grafische elementen van de oudere merken een ander grafisch geheel vormen dan dat van het aangevraagde merk. Bovendien wordt het visuele verschil tussen de betrokken merken versterkt door het feit dat het woord „carbon” van het aangevraagde merk en de letter „c” of, in voorkomend geval, de letters „c” en „m”, die deel uitmaken van het grafische element van de oudere merken, de eerste plaats in deze tekens innemen.

49      Bijgevolg dient, anders dan verzoekster betoogt, te worden vastgesteld dat de betrokken merken, globaal beoordeeld, visueel niet overeenstemmen.

50      Wat in de derde plaats de fonetische vergelijking van de betrokken merken betreft, heeft de kamer van beroep in punt 23 van de bestreden beslissing vastgesteld dat, ondanks de verschillen doordat de oudere merken aldus worden opgevat dat zij een foneem en vijf lettergrepen bevatten, terwijl het aangevraagde merk zeven lettergrepen telt, de betrokken merken in zekere mate overeenstemmen door de aanwezigheid van de uitdrukking „capital markets”.

51      Verzoekster betwist deze opvatting van de kamer van beroep en voert aan dat de betrokken merken „bijna dezelfde” zijn, aangezien het enige verschil is gelegen in het feit dat de oudere merken de letter „c” bevatten terwijl het aangevraagde merk het woord „carbon” bevat.

52      De vijf lettergrepen van de uitdrukking „capital markets” in de betrokken merken zijn weliswaar dezelfde en staan in dezelfde volgorde, maar de betrokken merken verschillen van elkaar doordat het aangevraagde merk twee lettergrepen, te weten „car” en „bon”, meer bevat dan de oudere merken, deze twee lettergrepen anders klinken dan de letter „c” of, in voorkomend geval, de letters „c” en „m”, die deel uitmaken van de oudere merken, en deze fonetische verschillen onmiddellijk hoorbaar zijn wanneer de betrokken merken worden uitgesproken.

53      Op dit punt faalt verzoeksters argument dat blijkens de door haar aangehaalde rechtspraak en beslissingspraktijk van het BHIM samengestelde merken dezelfde zijn wanneer zij dezelfde woordelementen bevatten. Een dergelijk beginsel kan immers in elk geval niet worden toegepast in casu, aangezien – zoals in punt 52 supra is uiteengezet – een deel van de woordelementen van de betrokken merken niet hetzelfde is en de betrokken woordelementen geenszins verwaarloosbaar zijn voor de door deze merken opgeroepen totaalindruk.

54      Anders dan verzoekster stelt, heeft de kamer van beroep dus geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat de betrokken merken, globaal beoordeeld, slechts in zekere mate fonetisch overeenstemmen.

55      Wat in de vierde plaats de begripsmatige vergelijking van de betrokken merken betreft, heeft de kamer van beroep in punt 24 van de bestreden beslissing gesteld dat deze merken een verschillende betekenis hadden, aangezien in wezen de letter „c” in de oudere merken niet kan worden beschouwd als de afkorting van het woord „carbon” in het aangevraagde merk, maar eerder als die van het woord „capital” in de oudere merken, net zoals de fantasieletter „m” wordt opgevat als de afkorting van het woord „markets”.

56      Verzoekster betwist deze beoordeling van de kamer van beroep en betoogt dat de betrokken merken dezelfde betekenis hebben, aangezien de letter „c” in de oudere merken moet worden opgevat als een verwijzing naar de term „carbon” die expliciet is opgenomen in het aangevraagde merk. Volgens verzoekster verwijst de letter „c” in de oudere merken naar het woord „carbon”, aangezien de betrokken merken dezelfde diensten beschermen, die verband houden met de markten van koolstofdioxide die de betrokken ondernemingen verhandelen.

57      In dit verband dient om te beginnen te worden opgemerkt dat het relevante publiek, dat bestaat uit de zeer oplettende en goedgeïnformeerde consument die vertrouwd is met de Engelse financiële basisterminologie, slechts zeer weinig belang zal hechten aan de betekenis van de termen „capital” en „markets”, die deze diensten beschrijven en hem niet in staat stellen om de commerciële herkomst van de betrokken merken te identificeren.

58      Bovendien dient – zoals de kamer van beroep in punt 24 van de bestreden beslissing terecht heeft opgemerkt – niet alleen te worden gewezen op het feit dat er een zeer groot aantal woorden met de beginletter „c” bestaan, maar ook op het feit dat het relevante publiek deze letter eerder kan opvatten als een verwijzing naar het woord „capital” dan naar het woord „carbon”. In de oudere merken staat de letter „c” immers boven het woord „capital”, is geschreven in dezelfde kleur, en een soortgelijk lettertype en soortgelijke grootte zijn gebruikt als voor dat woord, zodat het relevante publiek de letter „c” kan opvatten als een verwijzing naar het woord „capital”. Deze vaststelling wordt bevestigd door het feit dat, indien de golvende lijn wordt opgevat als een fantasieletter „m”, de letters „c” en „m” kunnen worden opgevat als de respectieve beginletters van de woorden „capital” en „markets”, die in dezelfde kleuren zijn geschreven, of – zoals het BHIM opmerkt – als het acroniem van de handelsbenaming van verzoekster.

59      Anders dan verzoekster aanvoert, kan voorts het feit dat de betrokken merken dezelfde diensten aanduiden, niet afdoen aan de conclusie (zie punt 58 supra) dat het relevante publiek in casu niet in staat is om een verband te leggen tussen de letter „c” in de oudere merken en het woord „carbon” in het aangevraagde merk.

60      Er dient dus – zoals de kamer van beroep heeft gedaan – te worden vastgesteld dat de betrokken merken verwijzen naar verschillende betekenissen en dus, globaal beoordeeld, begripsmatig niet overeenstemmen.

61      Gelet op de voorgaande vaststellingen dient dus te worden geoordeeld – zoals de kamer van beroep op goede gronden in punt 25 van de bestreden beslissing heeft gedaan en anders dan verzoekster betoogt – dat de betrokken tekens verschillend zijn. In de door de betrokken tekens opgeroepen totaalindruk volstaan de visuele en begripsmatige verschillen tussen deze tekens immers om de beperkte fonetische overeenstemming ervan te neutraliseren, in het bijzonder omdat het relevante publiek in casu zeer oplettend en goedgeïnformeerd is.

 Verwarringsgevaar

62      De kamer van beroep heeft zich in punt 26 van de bestreden beslissing op het standpunt gesteld dat, ondanks het feit dat door de betrokken merken aangeduide diensten dezelfde zijn, die merken onvoldoende overeenstemden voor de vaststelling van verwarringsgevaar, aangezien de uitdrukking „capital markets” een soortnaam is voor de diensten van de financiële sector, het relevante publiek zeer oplettend en goedgeïnformeerd is en de oudere merken een zwak onderscheidend vermogen van huis uit hebben.

63      Verzoekster verwijt de kamer van beroep in wezen dat zij niet heeft geconcludeerd tot het bestaan van verwarringsgevaar terwijl uit de rechtspraak voortvloeit dat het feit dat de door de betrokken merken aangeduide diensten dezelfde zijn, als logisch gevolg heeft dat mogelijke verschillen tussen de betrokken tekens zwakker worden.

64      Dienaangaande volstaat de vaststelling dat, gelet op het ontbreken van overeenstemming van de betrokken tekens (zie punt 61 supra), de kamer van beroep op goede gronden heeft geoordeeld dat, ondanks het feit dat de betrokken diensten dezelfde waren, er geen rechtstreeks gevaar voor verwarring van het aangevraagde merk met de oudere merken bestond. Het ontbreken van overeenstemming van de betrokken tekens kan immers in het kader van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar niet worden gecompenseerd door het feit dat de aangeduide diensten dezelfde zijn [zie, in die zin, arrest Gerecht van 12 februari 2009, Lee/DE/BHIM – Cooperativa italiana di ristorazione (PIAZZA del SOLE), T‑265/06, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 56].

65      Voor zover verzoekster bovendien betoogt dat er gevaar voor associatie van de betrokken merken bestaat doordat het zeer waarschijnlijk is dat een consument die reeds vertrouwd is met de oudere merken en de commerciële herkomst ervan, deze merken associeert met het aangevraagde merk, dient een dergelijk argument te worden afgewezen, aangezien – zoals in punt 61 supra is vastgesteld – de betrokken tekens verschillend zijn [zie, in die zin, arrest Gerecht van 18 december 2008, Torres/BHIM – Bodegas Peñalba López (Torre Albéniz), T‑287/06, Jurispr. blz. II‑3817, punt 81].

66      Gelet op een en ander, moet het enige middel van verzoekster ongegrond worden verklaard.

67      Bijgevolg moet het beroep worden verworpen.

 Kosten

68      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van het BHIM en interveniënte in de kosten worden verwezen.

HET GERECHT (Tweede kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      CM Capital Markets Holding, SA wordt verwezen in de kosten.

Pelikánová

Jürimäe

Soldevila Fragoso

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 22 juni 2010.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.