Language of document : ECLI:EU:C:2023:916

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

23 november 2023  (*)

„Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Gemeenschappelijke marktordening – Etikettering en presentatie in de wijnsector – Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen – Gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 – Artikel 54, lid 1, tweede alinea – Aanduiding van het wijnbouwbedrijf dat de wijnbereiding verwerkt – Huur van de wijngaarden en de wijnpersinstallatie van een ander wijnbouwbedrijf – Wijnbereiding die volledig plaatsvindt op het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd”

In zaak C‑354/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (hoogste federale bestuursrechter, Duitsland) bij beslissing van 10 maart 2022, ingekomen bij het Hof op 1 juni 2022, in de procedure

Weingut A

tegen

Land Rheinland-Pfalz,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, Z. Csehi, M. Ilešič (rapporteur), I. Jarukaitis en D. Gratsias, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: I. Illéssy, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 3 mei 2023,

gelet op de opmerkingen van:

–        Weingut A, vertegenwoordigd door H. Eichele, Rechtsanwalt,

–        Land Rheinland-Pfalz, vertegenwoordigd door S. Reuter, Fachreferent, en E. Wagner, Regierungsrätin,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B. Hofstötter en B. Rechena als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 juli 2023,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie (PB 2019, L 9, blz. 2), zoals gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2021/1375 van de Commissie van 11 juni 2021 (PB 2021, L 297, blz. 16) (hierna: „gedelegeerde verordening 2019/33”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Weingut A en Land Rheinland-Pfalz (deelstaat Rijnland-Palts, Duitsland; hierna: „deelstaat”) met betrekking tot het gebruik van de aanduidingen Weingut (wijngoed) en Gutsabfüllung (gebotteld op het wijngoed met uitsluitend uit eigen oogst afkomstige druiven)  in de presentatie van wijnen waarbij druiven van gehuurde wijngaarden worden geperst in een wijnpersinstallatie die wordt gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Verordening nr. 1308/2013

3        Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671), zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 (PB 2021, L 435, blz. 262) (hierna: „verordening nr. 1308/2013”), bevat een artikel 3 („Definities”), waarvan lid 3 luidt als volgt:

„Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn voor de toepassing ervan de in [...] [verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608)] vastgestelde definities van toepassing.”

4        Artikel 122 van verordening nr. 1308/2013 („Gedelegeerde bevoegdheden”) bepaalt in lid 1:

„Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de wijnsector is de [Europese] Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften en beperkingen inzake:

a)      de presentatie en het gebruik van andere etiketteringsaanduidingen dan die waarin bij deze afdeling wordt voorzien;

[...]

c)      facultatieve aanduidingen, met name met betrekking tot:

[...]

iii)      de aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

[...]”

 Verordening nr. 1307/2013

5        Artikel 4 van verordening nr. 1307/2013 („Definities en aanverwante bepalingen”) bepaalt in lid 1:

„In deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

b)      ‚bedrijf’: alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;

[...]”

 Gedelegeerde verordening 2019/33

6        De overwegingen 34 en 48 van gedelegeerde verordening 2019/33 luiden:

„(34)      In de artikelen 117 tot en met 121 van [verordening nr. 1308/2013] zijn de algemene regels vastgesteld voor de etikettering en presentatie van wijnbouwproducten. Voorts harmoniseert die verordening het gebruik van andere aanduidingen dan die waarin uitdrukkelijk in de wetgeving van de Unie is voorzien, op voorwaarde dat die niet misleidend zijn. Met het oog op de vlotte werking van de interne markt moeten regels van de Unie worden vastgesteld voor het gebruik van verplichte etiketteringsaanduidingen voor wijnbouwproducten. Daarnaast moeten, om de consument niet te misleiden, ook bepalingen voor het gebruik van facultatieve etiketteringsaanduidingen worden vastgesteld.

[...]

(48)      De aanduiding van het bedrijf dat de wijngaarden waarvan de wijnbouwproducten afkomstig zijn, exploiteert en waar alle wijnbereidingsprocessen worden uitgevoerd, kan voor de producenten een toegevoegde waarde en voor de consument een aanduiding van een hogere kwaliteit vormen. Daarom moet het de producenten worden toegestaan om op de etiketten van wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding de naam van een bedrijf te vermelden.”

7        Artikel 1 („Onderwerp”) van die gedelegeerde verordening bepaalt:

„Bij deze verordening worden met betrekking tot beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen, alsmede etikettering en presentatie in de wijnsector regels tot aanvulling van [verordening nr. 1308/2013] vastgesteld wat betreft:

[...]

f)      etikettering en presentatie.”

8        De bepalingen van hoofdstuk IV van die gedelegeerde verordening regelen de etikettering en presentatie van wijnbouwproducten. De afdelingen 1 en 2 van dat hoofdstuk bevatten respectievelijk de verplichte aanduidingen (artikelen 40‑48) en de facultatieve aanduidingen (artikelen 49‑55).

9        Artikel 54 („Aanduiding van het bedrijf”) van de gedelegeerde verordening bepaalt in lid 1:

„De in bijlage VI opgenomen aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen, andere dan aanduidingen van de naam van de bottelaar, de producent of de verkoper, worden uitsluitend gebruikt voor wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

Deze aanduidingen mogen enkel worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd, en de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt.”

10      Bijlage VI bij gedelegeerde verordening 2019/33 bevat voor elke lidstaat een lijst van de in artikel 54, lid 1, van die verordening bedoelde aanduidingen. Voor de Bondsrepubliek Duitsland vermeldt deze bijlage volgende aanduidingen: „Burg, Domäne, Kloster, Schloss, Stift, Weinbau, Weingärtner, Weingut, Winzer”.

 Duits recht

11      § 38 van de Weinverordenung (wijnbesluit) van 21 april 2009 (BGBl. I, blz. 827) vermeldt het volgende:

„(1)      Het gebruik van een aanduiding van het bedrijf voor Federweißer [(most)], Landwein [(landwijn)], Qualitätswein [(kwaliteitswijn)], Prädikatswein [(wijn met een predicaat)], Sekt b.A. [(sekt)], Qualitätsperlwein b.A. [(kwaliteitsparelwijn)] of Qualitätslikörwein b.A. [(kwaliteitslikeurwijn)], is uitsluitend toegestaan conform artikel 54, lid 1, van [gedelegeerde verordening 2019/33] juncto bijlage VI bij die verordening.

[...]

(4)      Het begrip „botteling door de producent” mag enkel worden gebruikt:

1.      door een wijnbouwbedrijf waar de voor die wijn gebruikte druiven zijn geoogst en tot wijn zijn verwerkt;

[...]

3.      door een in het voorgeschreven gebied of in de onmiddellijke nabijheid van dat gebied gelegen bedrijf waarmee de wijnbouwbedrijven die de gebruikte druiven hebben geoogst, als leden van een groep wijnbouwbedrijven zijn verbonden, en dat deze druiven tot wijn heeft verwerkt;

(5)      Het begrip „botteling op het wijngoed” mag, als aan de voorwaarden van lid 4, eerste zin, punt 1, is voldaan, alleen worden gebruikt wanneer:

l.      het wijnbouwbedrijf een fiscale boekhouding moet voeren,

2.      de voor de wijnbereiding verantwoordelijke persoon kan aantonen dat hij een oenologische opleiding heeft gevolgd, en

3.      de wijngaarden waarop de voor de bereiding van de betrokken wijn gebruikte druiven zijn geoogst, sinds ten minste 1 januari van het oogstjaar door het betrokken wijnbouwbedrijf worden geëxploiteerd.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12      Weingut A, verzoeker in het hoofdgeding, is eigenaar van een wijnbouwbedrijf in Zell (Duitsland), in de Moezelstreek. Hij produceert wijn van druiven die niet alleen afkomstig zijn uit zijn eigen wijngaard, maar ook uit andere wijngaarden die hij pacht.

13      Een van deze gepachte wijngaarden, die een omvang van 2,15 hectare heeft, is gelegen op ongeveer 70 kilometer (km) van Zell, op een wijnbouwbedrijf dat eigendom is van wijnbouwer B.

14      De twee wijnbouwers hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan wijnbouwer B de door verzoeker in het hoofdgeding gepachte wijnstokken teelt volgens diens instructies en daarnaast aan deze laatste elk jaar ook een wijnpersinstallatie verhuurt voor exclusief gebruik gedurende een periode van 24 uur vanaf de oogst. Tijdens deze periode is de wijnpersinstallatie uitsluitend beschikbaar voor de verwerking van de druiven die van de gepachte wijngaarden afkomstig zijn.

15      Op grond van deze huurovereenkomst vindt het wijnpersen op het bedrijf van wijnbouwer B plaats volgens de oenologische procedés van verzoeker in het hoofdgeding. De aldus verkregen wijn wordt in vaten gedaan, die naar het bedrijf van verzoeker in hoofdgeding worden vervoerd door zijn personeel.

16      De deelstaat heeft verklaard dat verzoeker in het hoofdgeding in die omstandigheden de aanduidingen Weingut en Gutsabfullung niet mocht gebruiken voor wijn die in de bedrijfsruimten van B wordt verwerkt, aangezien er geen sprake is van een zelfstandig werkende vaste inrichting en verzoeker in het hoofdgeding bij het wijnpersen niet het eigen personeel inschakelt.

17      Verzoeker in het hoofdgeding heeft bij het Verwaltungsgericht Trier (bestuursrechter in eerste aanleg Trier, Duitsland) een vordering ingesteld om te laten vaststellen dat hij deze twee aanduidingen mag gebruiken. Die rechter heeft zijn vordering bij vonnis van 16 mei 2019 toegewezen, met name omdat de wijnbereiding plaatsvond onder de daadwerkelijke leiding, het permanente toezicht en de uitsluitende verantwoordelijkheid van verzoeker in hoofdgeding.

18      Het Land heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (hoogste bestuursrechter van de deelstaat Rijnland-Palts, Duitsland), dat bij arrest van 12 augustus 2020 het vonnis heeft vernietigd en de vordering van verzoeker in het hoofdgeding heeft afgewezen.

19      De rechter in tweede aanleg heeft met name geoordeeld dat volgens artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33, gelezen in samenhang met bijlage VI daarbij, de aanduidingen Weingut en Gutsabfüllung enkel mogen worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die afkomstig zijn van wijngaarden van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, en de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt. De wijnbereiding moet immers plaatsvinden op een bedrijf dat een operationeel geheel vormt en dat beschikt over een vaste inrichting die en over personeel dat onder permanent toezicht staat van de eigenaar van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd. Een scheiding van de stadia van het wijnbereidingsproces, waarvan de persing er één is, strookt niet met de grondgedachte dat „alles volledig in één hand moet blijven”.

20      Volgens die rechter garanderen de bepalingen van de betrokken huurovereenkomst niet dat alle stappen van het wijnbereidingsproces worden uitgevoerd onder leiding en verantwoordelijkheid van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon, aangezien de persing kan plaatsvinden in aanwezigheid van zowel verzoeker in het hoofdgeding als degene die de wijnpersinstallatie verhuurt, waarbij laatstgenoemde dan de verantwoordelijkheid op zich neemt.

21      Verzoeker in het hoofdgeding heeft beroep in Revision ingesteld bij het Bundesverwaltungsgericht (hoogste federale bestuursrechter, Duitsland), de verwijzende rechter.

22      Deze rechter betwijfelt of volgens artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 de wijnbereiding kan worden geacht „volledig” te hebben plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, wanneer dat bedrijf de druiven laat persen in een wijnpersinstallatie die voor 24 uur is gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf.

23      Om te beginnen merkt de verwijzende rechter op dat gedelegeerde verordening 2019/33 geen definitie bevat van het begrip „bedrijf” in de zin van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van die verordening.

24      Met betrekking tot landbouwgrond heeft het Hof er in zijn arresten van 14 oktober 2010, Landkreis Bad Dürkheim (C‑61/09, EU:C:2010:606), en 2 juli 2015, Wree (C‑422/13, EU:C:2015:438), reeds op gewezen dat het doorslaggevende criterium om te bepalen of een gepachte productie-eenheid kan worden geacht te behoren tot het bedrijf van de landbouwer en door hem te worden beheerd, er met name in bestaat te weten of die landbouwer zijn activiteiten op voldoende zelfstandige basis kan uitoefenen, aldus de verwijzende rechter.

25      Volgens deze rechter moet bij gebreke van enige aanwijzing in tegengestelde zin worden aangenomen dat deze criteria ook gelden in een situatie als die welke in de onderhavige zaak aan de orde is. Op het gebied van de regulering voor de wijnbouw moeten die criteria zijns inziens echter strikt worden geïnterpreteerd.

26      Het vereiste van een nauwe band tussen de vaste inrichtingen en het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, wordt volgens de verwijzende rechter in de eerste plaats bevestigd door de bewoordingen van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33. Dit artikel vooronderstelt namelijk niet alleen dat de wijnbereiding plaatsvindt op het bedrijf, maar ook dat deze „volledig” op dat bedrijf plaatsvindt. Daarin komt het vereiste van een bijzonder nauwe band tussen de vaste inrichting en het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd tot uiting.

27      In de tweede plaats wordt een dergelijke strikte uitlegging bevestigd door de ontstaansgeschiedenis van de betrokken regeling. Volgens de verwijzende rechter heeft de ontwikkeling die de sinds 2009 van kracht zijnde regeling van de Unie inzake de presentatie en het gebruik van etiketteringsaanduidingen voor producten in de wijnsector heeft doorgemaakt, geleid tot een beperking op grond waarvan de wijnbereiding „volledig” moet plaatsvinden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

28      In de derde plaats wordt aangegeven dat de strekking en het doel van de betrokken regeling erin bestaat om de identificatie van wijnbouwbedrijven die zelf de wijngaarden cultiveren en van begin tot eind garant staan voor de wijnbereiding, te beschermen teneinde te beantwoorden aan de verwachtingen van de consument omtrent de hogere kwaliteit van de wijn.

29      Op basis van criteria die voortvloeien uit de arresten van 18 oktober 1988, Erzeugergemeinschaft Goldenes Rheinhessen (311/87, EU:C:1988:483), en 29 juni 1994, Baux (C‑403/92, EU:C:1994:269), is het naar het oordeel van de verwijzende rechter evenwel niet zeker of een voor 24 uur gehuurde wijnpers kan worden gezien als een onderdeel van de activiteiten van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd. Als ervan wordt uitgegaan dat het pachten van wijngaarden op aanzienlijke afstand van de hoofdvestiging van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd niet van invloed is op de aanduiding, ligt het voor de hand dat dit ook geldt voor het huren van een wijnpers om het persen ter plaatse uit te voeren en de druiven niet te hoeven vervoeren. Het gemeenschappelijke gebruik van bedrijfsfaciliteiten is in de wijnbouwsector heel gebruikelijk en ook economisch rationeel.

30      Voor zover de wijnpers die voor 24 uur wordt gehuurd door het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd aan dat bedrijf kan worden toegerekend, dienen echter de vereisten te worden verduidelijkt waaraan het wijnpersen moet voldoen wat personeel betreft. In dit verband rijst met name de vraag of de aanwezigheid van verzoeker in het hoofdgeding of van zijn medewerkers verplicht is tijdens het persen.

31      Volgens de verwijzende rechter pleiten de uit de rechtspraak van het Hof voortvloeiende vereisten, waarbij er sprake is van daadwerkelijke leiding en permanent toezicht, voor de verplichte aanwezigheid van de medewerkers van verzoeker in het hoofdgeding en tegen de aanname dat louter het recht om instructies te geven toereikend is. Wat het bottelen betreft, heeft het Hof in het arrest van 18 oktober 1988, Erzeugergemeinschaft Goldenes Rheinhessen (311/87, EU:C:1988:483), geoordeeld dat de botteling door de producent zelf moet worden uitgevoerd. Het gebruik van de diensten van een ander wijnbouwbedrijf moet dus worden vermeden, gelet op het vereiste van een wijnbereiding die volledig plaatsvindt op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

32      Indien het persen ook kan worden verricht door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt, is ook de vraag aan de orde of die medewerkers in geval van onverwachte problemen op eigen initiatief mogen ingrijpen in het wijnpersen. In dergelijke spoedeisende gevallen zouden de beslissingen die het personeel van het verhurende wijnbouwbedrijf zelfstandig zou moeten nemen zonder hierbij eerst het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te betrekken, tot gevolg hebben dat dit bedrijf in dat geval niet meer de daadwerkelijke leiding van en het permanente toezicht op het persen op zich zou nemen.

33      Ook al zou het op zich nemen van de verantwoordelijkheid door middel van instructies in beginsel voldoende zijn, dan nog is het ten slotte de vraag of dit anders zou moeten zijn wanneer het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt en het persen uitvoert, een eigen belang heeft bij de wijze waarop het persen plaatsvindt. In casu voorziet de tussen verzoeker in het hoofdgeding en wijnbouwer B gesloten overeenkomst in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit van de geproduceerde wijn, welke toeslag zou kunnen leiden tot een eigen belang van laatstgenoemde bij de wijze waarop het persen wordt uitgevoerd en tot een eigen economisch risico.

34      In die omstandigheden heeft het Bundesverwaltungsgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Kan de wijnbereiding worden geacht volledig in het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te hebben plaatsgevonden in de zin van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde [verordening 2019/33], wanneer het wijnpersen geschiedt in een gedurende 24 uur van een ander wijnbouwbedrijf gehuurde wijnpersinstallatie die tijdens deze periode uitsluitend ter beschikking staat van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd?

2)      Is het in het geval van een bevestigend antwoord noodzakelijk dat het wijnpersen wordt uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, althans dat zij er ter plaatse toezicht op uitoefenen, of kan het wijnpersen ook door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt, worden uitgevoerd volgens instructies van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd?

3)      Indien het wijnpersen ook kan worden uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt, mag hun dan de bevoegdheid zijn verleend om bij plotseling optredende problemen zelfstandig in te grijpen in het wijnpersen?

4)      Staat het aan de toerekening van de wijnbereiding aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, in de weg dat het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt en het wijnpersen uitvoert een eigen belang heeft bij de wijze waarop het wijnpersen wordt uitgevoerd, omdat bij de eveneens met dit bedrijf gesloten overeenkomst over het beheer van de wijngaarden een van de opbrengst en de kwaliteit afhankelijke toeslag per hectoliter Kabinett-, Spätlese- of Auslesewijn op de op de oppervlakte gebaseerde vergoeding voor het beheer is bedongen?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

35      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 aldus moet worden uitgelegd dat het feit dat het persen van druiven die afkomstig zijn van gepachte wijngaarden geschiedt met een pers die op grond van een huurovereenkomst met een ander wijnbouwbedrijf voor een korte periode uitsluitend aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd ter beschikking wordt gesteld, tot gevolg heeft dat de wijnbereiding niet kan worden geacht volledig op dat wijnbouwbedrijf te hebben plaatsgevonden in de zin van die bepaling.

36      In dit verband zij er om te beginnen aan herinnerd dat volgens artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 de in bijlage VI bij deze verordening opgenomen aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen, andere dan aanduidingen van de naam van de bottelaar, de producent of de verkoper, uitsluitend worden gebruikt voor wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding en enkel mogen worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd, en de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt.

37      Hieruit volgt weliswaar dat volgens artikel 54, lid 1, eerste alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 de betrokken aanduidingen voorbehouden zijn aan wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, maar dat dit vereiste in casu geen vragen oproept bij de verwijzende rechter. Bij de beantwoording van de eerste vraag moet er dus van worden uitgegaan dat de in casu gepachte wijngaarden, die zijn gelegen op ongeveer 70 km van de hoofdvestiging van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, onder dezelfde beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding vallen als deze vestiging, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

38      Dat geldt ook voor de voorwaarde dat de betrokken aanduidingen enkel mogen worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd, aangezien de verwijzende rechter heeft opgemerkt dat de gepachte wijngaarden in casu worden geteeld volgens de eisen van verzoeker in het hoofdgeding en hierover geen vragen heeft gesteld.

39      De vragen van de verwijzende rechter hebben dus betrekking op de voorwaarden waaronder kan worden aangenomen dat de wijnbereiding volledig heeft plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, en, wat specifiek de eerste vraag betreft, op de vraag of de omstandigheid dat de wijnpers door dit bedrijf slechts wordt gehuurd voor 24 uur, tot gevolg heeft dat het wijnpersen en bijgevolg de wijnbereiding zelf niet kunnen worden geacht volledig op dat bedrijf plaats te vinden.

40      In dit verband zij opgemerkt dat het in artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 gehanteerde begrip „bedrijf” noch in deze verordening, noch op indirecte wijze door verwijzing naar het nationale recht van de lidstaten wordt gedefinieerd. Derhalve moet dit begrip worden beschouwd als een autonoom Unierechtelijk begrip dat uniform moet worden uitgelegd op het grondgebied van de Unie, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie in die zin arrest van 11 mei 2023, Bezirkshauptmannschaft Lilienfeld, C‑155/22, EU:C:2023:394, punt 63 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

41      Wat in de eerste plaats de overige bewoordingen van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 betreft, vereist deze bepaling voor het gebruik van de daarin genoemde aanduidingen onder meer dat de wijnbereiding „volledig” plaatsvindt op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

42      In dit verband zij eraan herinnerd dat die bepaling een onderscheid maakt tussen verschillende productiestadia, waaronder het oogsten van druiven en de wijnbereiding, waartoe ook het wijnpersen behoort. Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft betoogd, geeft de term „volledig”, voor zover een vaste inrichting onder het begrip „bedrijf” valt, slechts aan dat er bij de wijnbereiding geen verwerkingen buiten dat bedrijf mogen plaatsvinden, zonder dat de definitie van bedrijf in artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1307/2013 evenwel wordt beperkt door het gebruik van deze term.

43      Wat in de tweede plaats de context van artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 betreft, is het zo dat deze verordening door de Commissie is vastgesteld krachtens de delegatie van bevoegdheden die haar bij de artikelen 122 en 227 van verordening nr. 1308/2013 is verleend. Overeenkomstig artikel 122, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 1308/2013 kunnen gedelegeerde handelingen onder meer betrekking hebben op voorschriften inzake facultatieve aanduidingen, met name met betrekking tot „de aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan”.

44      Hoewel ook verordening nr. 1308/2013 het begrip „bedrijf” niet definieert, wordt er in artikel 3, lid 3, van die verordening wel verwezen naar de definities die zijn vastgesteld in onder andere verordening nr. 1307/2013. Aldus moet rekening worden gehouden met de definitie in artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1307/2013, volgens welke onder bedrijf wordt verstaan „alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd”.

45      Met betrekking tot het geografische gebied waarin de verschillende productie-eenheden zich moeten bevinden om te worden geacht deel uit te maken van het bedrijf, heeft het Hof geoordeeld dat een producent vrij is om de productielocatie te kiezen zolang deze op het grondgebied van een lidstaat is gelegen. Hij moet echter alle productie-eenheden beheren, zonder dat daartoe vereist is dat de exploitant eigenaar is van de voor zijn productie gebruikte installaties (zie in die zin arrest van 8 mei 2003, Agrargenossenschaft Alkersleben, C‑268/01, EU:C:2003:263, punten 30 en 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

46      Wat het vereiste betreft dat een productie-eenheid moet worden beheerd door de landbouwer zelf, heeft het Hof reeds geoordeeld dat het begrip „beheer” niet impliceert dat de landbouwer in het kader van het gebruik van de betrokken oppervlakte voor landbouwdoeleinden onbeperkt over die oppervlakte kan beschikken. De landbouwer moet echter bij de uitoefening van zijn landbouwactiviteiten op die oppervlakte over voldoende autonomie beschikken (arrest van 7 april 2022, Avio Lucos, C‑176/20, EU:C:2022:274, punt 56 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

47      Zoals de advocaat-generaal in punt 51 van zijn conclusie heeft opgemerkt, volgt uit de overwegingen in de punten 44 tot en met 46 van het onderhavige arrest naar analogie dat het begrip „bedrijf” in de zin van artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 niet beperkt is tot louter gronden waarvan de wijnbouwer eigenaar is of die in de nabijheid zijn gelegen, maar ook kan zien op gepachte wijngaarden, die eventueel zijn gelegen op een andere plaats dan die waar deze wijnbouwer zijn eigen wijngaarden bezit, onverminderd de andere in die bepaling genoemde voorwaarden, met name die welke in de punten 37 en 38 van het onderhavige arrest worden genoemd.

48      In de derde plaats vindt die uitlegging ook steun in het doel dat wordt nagestreefd door de bepalingen van gedelegeerde verordening 2019/33 waarin het gebruik van facultatieve etiketteringsaanduidingen wordt geregeld.

49      In dit verband moet artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 worden gelezen in het licht van overweging 48 van die verordening, volgens welke de aanduiding op de etiketten van wijnbouwproducten van het bedrijf dat de wijngaarden waarvan de wijnbouwproducten afkomstig zijn, exploiteert en waar alle wijnbereidingsprocessen worden uitgevoerd, ertoe strekt consumenten te informeren over de garantie van hogere kwaliteit die uit deze aanduiding voortvloeit. Dit doel kan alleen worden bereikt indien ervoor wordt gezorgd dat deze consumenten niet worden misleid met betrekking tot de identiteit van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de wijnbereiding. Deze conclusie vloeit ook voort uit overweging 34 van deze verordening, waarin is aangegeven dat er, om de consument niet te misleiden, bepalingen voor het gebruik van facultatieve etiketteringsaanduidingen moeten worden vastgesteld.

50      In diezelfde lijn heeft het Hof reeds geoordeeld dat facultatieve aanduidingen, zoals de aanduiding van het bedrijf, de consumenten die wijn met een dergelijke aanduiding kopen, willen garanderen dat de belangrijkste productiestadia van die wijn, te weten vanaf het oogsten van de druiven tot de wijnbereiding, hebben plaatsgevonden onder de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de uitsluitende verantwoordelijkheid van een wijnbouwer aan wie de kwaliteit van het product kan worden toegeschreven (zie in die zin arrest van 29 juni 1994, Baux, C‑403/92, EU:C:1994:269, punt 15).

51      Evenzo heeft het Hof er in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van het begrip „gebotteld door de producent”, dat aangeeft dat de producent en de persoon die of het bedrijf dat de botteling verricht een en dezelfde zijn, op gewezen dat het bottelen door de producent zelf moet zijn verricht, hetzij op zijn eigen wijnbouwbedrijf, hetzij – wanneer de producent niet over een bottelinstallatie beschikt – onder voorwaarden die in wezen identieke waarborgen bieden. Dergelijke waarborgen bestaan met name wanneer de wijnbereiding plaatsvindt onder daadwerkelijke leiding, strikt en permanent toezicht en uitsluitende verantwoordelijkheid van de producent. Die vereisten dienen ter verwezenlijking van het doel om de consument te beschermen en correct te informeren (zie in die zin arrest van 18 oktober 1988, Erzeugergemeinschaft Goldenes Rheinhessen, C‑311/87, EU:C:1988:483, punten 14‑16).

52      Voorts zij, zoals de advocaat-generaal in punt 65 van zijn conclusie in wezen heeft gedaan, opgemerkt dat, wanneer wordt erkend dat het voor het gebruik van de in artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 bedoelde aanduidingen niet noodzakelijk is dat het telen en het oogsten van de druiven – welke activiteiten essentieel zijn voor het eindresultaat – plaatsvinden op de aan de wijnbouwer toebehorende grond of op gronden die gelegen zijn in de nabijheid daarvan, die redenering ook opgaat voor het wijnpersen. Daarentegen moet er, net als voor het telen en het oogsten van de druiven, voor worden gezorgd dat de eigenaar van dat bedrijf ook voor het wijnpersen de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid op zich neemt.

53      Hieruit volgt dat het wijnpersen kan worden geacht plaats te vinden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, ook al geschiedt het met een wijnpers die slechts voor 24 uur wordt gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf, mits deze pers gedurende de tijd die nodig is om het persen uit te voeren uitsluitend aan de eigenaar van het eerstgenoemde bedrijf ter beschikking wordt gesteld, hetgeen uiteindelijk door de verwijzende rechter dient te worden nagegaan.

54      Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 aldus moet worden uitgelegd dat het feit dat het persen van druiven die afkomstig zijn van gepachte wijngaarden geschiedt met een pers die door het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd voor een korte periode wordt gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf, niet tot gevolg heeft dat de wijnbereiding niet kan worden geacht volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te hebben plaatsgevonden in de zin van die bepaling, op voorwaarde dat de pers uitsluitend aan dat wijnbouwbedrijf ter beschikking wordt gesteld voor de duur die nodig is voor het wijnpersen en dat het persen geschiedt onder de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid van dat bedrijf.

 Tweede tot en met vierde vraag

55      Met zijn tweede tot en met vierde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 aldus moet worden uitgelegd dat, wil de wijnbereiding kunnen worden geacht volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te hebben plaatsgevonden in de zin van deze bepaling, het wijnpersen moet worden uitgevoerd door de medewerkers van dat bedrijf zelf, dan wel mag worden uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt, waarbij de laatstgenoemde medewerkers ook mogen ingrijpen bij onverwachte problemen tijdens het wijnpersen. Die rechter vraagt zich ook af welke invloed het feit heeft dat het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt een eigen belang heeft bij de wijze waarop het wijnpersen wordt uitgevoerd, met name omdat er een contractueel beding is dat voorziet in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit per hectoliter wijn.

56      Om te beginnen moet worden opgemerkt dat er uit de bewoordingen van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 geen eisen voortvloeien met betrekking tot de verhouding tussen het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd en het personeel dat het wijnpersen verricht.

57      Vastgesteld moet worden dat het doel van deze bepaling, zoals blijkt uit de punten 49 tot en met 51 van het onderhavige arrest, namelijk consumenten informeren over de garantie van hogere kwaliteit die uit de betrokken aanduiding voortvloeit, slechts kan worden bereikt indien deze consumenten niet worden misleid over de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor de wijnbereiding.

58      Dergelijke overwegingen sluiten weliswaar niet uit dat bepaalde activiteiten in verband met de wijnbereiding worden toevertrouwd aan medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt, maar deze activiteiten moeten dus plaatsvinden onder daadwerkelijke leiding, strikt en permanent toezicht en uitsluitende verantwoordelijkheid van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd (zie naar analogie arrest van 18 oktober 1988, Erzeugergemeinschaft Goldenes Rheinhessen, 311/87, EU:C:1988:483, punt 15).

59      Om aan dit vereiste te voldoen, moet het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, wat het wijnpersen betreft, er allereerst strikt en permanent op toezien en controleren dat het persen wordt uitgevoerd in overeenstemming met de eigen specificaties, zonder dat het ermee kan volstaan te verwijzen naar eventuele instructies van het wijnbouwbedrijf dat de pers verhuurt.

60      Vervolgens is het zo dat, wanneer er zich tijdens het wijnpersen onverwachte problemen voordoen waarvoor onmiddellijke beslissingen moeten worden genomen, die beslissingen door de eigenaar zelf van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd of door zijn medewerkers moeten worden genomen. In dergelijke spoedeisende gevallen kunnen noodzakelijke beslissingen immers niet aan derden worden gedelegeerd, aangezien in dat geval niet de kwaliteit kan worden gewaarborgd die voortvloeit uit het feit dat de wijnbereiding volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd – en dus onder de daadwerkelijke leiding van dat bedrijf – plaatsvindt.

61      Ten slotte moet hieraan worden toegevoegd dat een eventueel eigen belang van het bedrijf dat de wijnpers verhuurt aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, zoals een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit per hectoliter wijn, niet van invloed is op de vraag of de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt in de zin van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33, aangezien een dergelijk belang niet kan afdoen aan de waarborg dat de wijnbereiding plaatsvindt onder daadwerkelijke leiding, strikt en permanent toezicht en uitsluitende verantwoordelijkheid van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

62      Gelet op een en ander moet op de tweede tot en met de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 aldus moet worden uitgelegd dat een wijnbereiding volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, plaatsvindt in de zin van deze bepaling, ook al wordt het wijnpersen uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de pers heeft verhuurd aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, mits het persen geschiedt onder de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid van de eigenaar van dat bedrijf. Het feit dat het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt een eigen belang heeft bij de wijze waarop het persen wordt uitgevoerd, met name omdat er een contractueel beding is dat voorziet in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit per hectoliter wijn, is niet van invloed op de vraag of de wijnbereiding kan worden geacht te hebben plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

 Kosten

63      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie, zoals gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2021/1375 van de Commissie van 11 juni 2021,

moet aldus worden uitgelegd dat

het feit dat het persen van druiven die afkomstig zijn van gepachte wijngaarden geschiedt met een pers die door het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd voor een korte periode wordt gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf, niet tot gevolg heeft dat de wijnbereiding niet kan worden geacht volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te hebben plaatsgevonden in de zin van die bepaling, op voorwaarde dat de pers uitsluitend aan dat wijnbouwbedrijf ter beschikking wordt gesteld voor de duur die nodig is voor het wijnpersen en dat het persen geschiedt onder de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid van dat bedrijf.

2)      Artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33, zoals gewijzigd bij verordening 2021/1375,

moet aldus worden uitgelegd dat

een wijnbereiding volledig op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, plaatsvindt in de zin van deze bepaling, ook al wordt het wijnpersen uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de pers heeft verhuurd aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, mits het persen geschiedt onder de daadwerkelijke leiding, het strikte en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid van de eigenaar van dat bedrijf. Het feit dat het wijnbouwbedrijf dat de wijnpers verhuurt een eigen belang heeft bij de wijze waarop het persen wordt uitgevoerd, met name omdat er een contractueel beding is dat voorziet in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit per hectoliter wijn, is niet van invloed op de vraag of de wijnbereiding kan worden geacht te hebben plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.