Language of document : ECLI:EU:T:2012:516

Zaak T‑63/10

Ivan Jurašinović

tegen

Raad van de Europese Unie

„Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Verzoek om toegang tot bepaalde documenten die tijdens proces zijn uitgewisseld met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië – Weigering van toegang – Gevaar voor ondermijning van bescherming van internationale betrekkingen – Gevaar voor ondermijning van bescherming van gerechtelijke procedures en juridisch advies”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer – uitgebreid) van 3 oktober 2012

1.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Besluit van de Raad houdende weigering van toegang tot documenten – Documenten toegankelijk gemaakt door derde – Beroep dat zonder voorwerp is geraakt – Weigering met betrekking tot documenten die tussen instellingen van de Unie en het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië zijn uitgewisseld in kader van proces voor deze rechterlijke instantie – Documenten die niet kunnen worden geacht ter beschikking van het publiek te zijn gesteld

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad)

2.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Doel – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Strikte uitlegging en toepassing

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, punten 4 en 11 van de considerans en art. 1 en 4)

3.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van algemeen belang – Rechterlijke toetsing – Omvang – Grenzen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1, sub a)

4.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Hoger openbaar belang dat openbaarmaking van documenten gebiedt – Verplichting voor instelling om betrokken belangen af te wegen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, punt 2 van de considerans en art. 4, lid 2, tweede streepje)

5.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Besluit van de Raad houdende weigering van toegang tot documenten die tussen instellingen van de Unie en het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) zijn uitgewisseld in kader van proces voor deze rechterlijke instantie – Weigering op grond van uitzonderingen betreffende bescherming van internationale betrekkingen en bescherming van gerechtelijke procedures en juridisch advies – Verwijzing in bestreden besluit naar reglement voor proces- en bewijsvoering van het ICTY – Geen invloed op rechtmatigheid van weigering

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1, sub a, en lid 2, tweede streepje, en 9)

6.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Werkingssfeer – Procedure voor rechterlijke instantie die geen deel uitmaakt van rechtsorde van de Unie en evenmin van rechtsorden van haar lidstaten – Daaronder begrepen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

7.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Omvang – Documenten uitgewisseld tussen, enerzijds, aanklager of strafkamer van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië en, anderzijds, hoge vertegenwoordiger voor gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie in kader van proces voor deze rechterlijke instantie – Daaronder begrepen – Rapporten van waarnemers van de Europese Unie die van 1 tot 31 augustus 1995 in Kroatië aanwezig waren – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

8.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Documenten afkomstig van derden – Verplichting tot voorafgaande raadpleging van betrokken derden – Omvang – Documenten uitgewisseld tussen, enerzijds, aanklager of strafkamer van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) en, anderzijds, hoge vertegenwoordiger voor gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie in kader van proces voor deze rechterlijke instantie – Weigering van toegang op grond van niet-toegankelijkheid van deze documenten volgens transparantieregels van het ICTY – Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1, 2 en 4)

9.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op recht van toegang tot documenten – Bescherming van algemeen belang – Internationale betrekkingen – Omvang – Besluit van de Raad houdende weigering van toegang tot documenten die tussen instellingen van de Unie en het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) zijn uitgewisseld in kader van proces voor deze rechterlijke instantie – Uitzondering die, wat deze documenten betreft, enkel van toepassing is op rapporten van waarnemers van de Europese Unie die zijn gevoegd bij briefwisseling tussen instellingen van de Unie en het ICTY – Gegrondheid van toepassing van uitzondering

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1, sub a, derde streepje)

1.      Een beroep tot nietigverklaring van een beslissing waarbij de toegang tot documenten wordt geweigerd, wordt zonder voorwerp wanneer de betrokken documenten beschikbaar zijn gesteld door een derde, aangezien de aanvrager die documenten even wettig kan inzien en gebruiken als indien hij ze had verkregen na een verzoek op basis van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Kunnen evenwel niet worden geacht ter beschikking van het publiek te zijn gesteld, documenten die tussen de instellingen van de Unie en het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) zijn uitgewisseld in het kader van een proces voor deze rechterlijke instantie, wanneer in het bestreden besluit weliswaar wordt vermeld dat het ICTY deze ter beschikking van het publiek heeft gesteld via zijn gerechtelijke databank en zijn website, maar geen van de partijen een afschrift van die documenten heeft overgelegd, geen nauwkeurige verwijzing naar hun plaats op deze website is verstrekt, en het voorts mogelijk is dat dergelijke documenten, hoewel zij op de datum van dat besluit een publieke status hadden, krachtens de transparantieregels van het ICTY, door dit tribunaal opnieuw als vertrouwelijk zijn geclassificeerd.

(cf. punten 24, 25)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 28‑31)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 32‑34)

4.      Blijkens de algemene opzet van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en de doelstellingen van de desbetreffende regelgeving van de Unie vallen gerechtelijke werkzaamheden als zodanig niet onder het in die regelgeving opgenomen recht van toegang tot documenten Deze uitsluiting, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende stadia van de procedure, vindt haar rechtvaardiging in de noodzaak om gedurende de gehele gerechtelijke procedure te verzekeren dat de debatten tussen de partijen en de beraadslaging van de betrokken rechterlijke instantie over het aanhangige geding onverstoord verlopen.

Wanneer een instelling van mening is dat de openbaarmaking van een document de bescherming van gerechtelijke procedures ondermijnt in de zin van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van deze verordening, moet zij niettemin verifiëren dat er geen hoger openbaar belang bestaat dat openbaarmaking rechtvaardigt ondanks de ondermijning die daarvan uitgaat voor het ongestoorde verloop van de debatten en de beraadslaging van de betrokken rechterlijke instantie over het aanhangige geding. In deze context is het aan deze instelling om het specifieke belang dat wordt beschermd door het betrokken document niet openbaar te maken, af te wegen tegen met name het algemeen belang dat dit document toegankelijk wordt gemaakt, rekening houdend, zoals aangegeven in punt 2 van de considerans van deze verordening, met de voordelen van een grotere transparantie, te weten een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces en een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem.

(cf. punten 35, 37‑39)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 44‑48)

6.      Gezien de doelstellingen die met verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden nagestreefd, moeten de daarin bepaalde uitzonderingen weliswaar restrictief worden uitgelegd en toegepast, maar deze verordening preciseert met betrekking tot de werkingssfeer van artikel 4, lid 2, tweede streepje, niet welke de rechterlijke instanties zijn waarvan de procedures kunnen worden beschermd tegen het gevaar voor ondermijning dat de openbaarmaking van een of meer documenten zou meebrengen.

Vastgesteld moet overigens worden dat de bepalingen van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001, waarin is neergelegd welke uitzonderingen een instelling die is verzocht om toegang tot documenten in haar bezit kan aanvoeren om de openbaarmaking van deze documenten te weigeren, over het algemeen geen verband leggen tussen de belangen die moeten worden beschermd bij gevaar voor ondermijning van de bescherming ervan en de Unie of haar lidstaten. Alleen artikel 4, lid 1, sub a, vierde streepje, van verordening nr. 1049/2001 bepaalt uitdrukkelijk dat de openbaarmaking wordt geweigerd wanneer deze de bescherming van het openbaar belang wat betreft het financieel, monetair of economisch beleid van de Gemeenschap of van een lidstaat ondermijnt. Ook artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001 betreft de Unie, aangezien deze bepaling het besluitvormingsproces van een instelling beoogt te beschermen.

Zou een uitlegging worden aanvaard, volgens welke alleen gerechtelijke procedures voor een rechterlijke instantie van de Unie of voor een rechterlijke instantie van een van de lidstaten kunnen worden beschermd door de uitzondering uit artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001, dan zou zij kunnen worden gevolgd voor eender welke uitzondering in artikel 4. Zou bijvoorbeeld een beroep worden gedaan op de bescherming van het openbaar belang wat betreft de openbare veiligheid, dan zou het slechts kunnen gaan om de openbare veiligheid in de Unie of in een of meer lidstaten. Dit zou ook het geval zijn bij de bescherming van de commerciële belangen van een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens deze redenering niet de belangen van buiten de Unie verblijvende of gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen zouden kunnen omvatten.

Een dergelijke contextuele uitlegging van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001 kan niet worden aanvaard. Aan de bewoordingen van dit artikel kunnen geen argumenten worden ontleend op basis waarvan kan worden geoordeeld dat het bij de gerechtelijke procedures die in artikel 4, lid 2, tweede streepje, aan de orde zijn, uitsluitend gaat om gerechtelijke procedures voor de rechterlijke instanties van de Unie of haar lidstaten. Die vaststelling vindt steun wanneer verordening nr. 1049/2001 in haar geheel wordt beschouwd. Zij legt slechts voor bepaalde aspecten van de regeling die zij vaststelt, een verband met de Unie of haar lidstaten.

Bijgevolg verzet niets in deze verordening zich ertegen dat de gerechtelijke procedure, die de uitzondering uit artikel 4, lid 2, tweede streepje, beoogt te beschermen, wordt gevoerd voor een rechterlijke instantie die geen deel uitmaakt van de rechtsorde van de Unie of van de rechtsorden van haar lidstaten. Die uitzondering kan met name de gerechtelijke procedure voor het ICTY beschermen.

(cf. punten 55‑60, 65)

7.      De term „gerechtelijke procedures” in de zin van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moet aldus worden uitgelegd dat de bescherming van het openbaar belang zich ertegen verzet dat de inhoud openbaar wordt gemaakt van documenten die uitsluitend voor een bepaalde gerechtelijke procedure zijn opgesteld.

Documenten die zijn uitgewisseld tussen enerzijds de aanklager van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) of de eerste strafkamer van het ICTY en anderzijds de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie in het kader van een proces voor deze rechterlijke instantie, kunnen in beginsel tegen elke op basis van verordening nr. 1049/2001 gevraagde openbaarmaking worden beschermd op grond van de in die bepaling van deze verordening neergelegde uitzondering ter bescherming van gerechtelijke procedures, daar zij een aspect van de organisatie van een strafproces betreffen en kenbaar maken hoe de rechterlijke instanties van het ICTY hebben besloten om de procedure te voeren, alsmede de reacties van de verdediging en van een derde op de maatregelen van die instanties om het voor het goede verloop van het proces noodzakelijke bewijsmateriaal te verkrijgen. Dit geldt daarentegen niet voor de rapporten van de waarnemers van de Europese Unie die van 1 tot 31 augustus 1995 in Kroatië aanwezig waren. Deze zijn meer dan tien jaar vóór de aanvang van dat proces opgesteld en kunnen derhalve niet worden geacht uitsluitend te zijn opgesteld voor een bepaalde gerechtelijke procedure.

(cf. punten 66, 74‑76)

8.      In geval van documenten van een derde vormt de raadpleging van de betrokken derde weliswaar in de regel een voorafgaande voorwaarde om te bepalen of de in artikel 4, leden 1 en 2, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bedoelde uitzonderingen van toepassing zijn, maar de in artikel 4, lid 4, van verordening nr. 1049/2001 voorziene raadpleging van een derde die geen lidstaat is, bindt de instelling niet; deze moet haar in staat stellen te beoordelen of een in artikel 4, lid 1 of 2, neergelegde uitzondering van toepassing is.

Door de toegang te weigeren tot documenten die zijn uitgewisseld tussen enerzijds de aanklager van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) of de eerste strafkamer van het ICTY en anderzijds de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie in het kader van een proces voor deze rechterlijke instantie op basis van de enkele omstandigheid dat deze documenten niet toegankelijk waren volgens de transparantieregels van het ICTY, die overigens in het bestreden besluit niet duidelijk zijn gepreciseerd, heeft de Raad geoordeeld dat er gevaar bestond voor ondermijning van de bescherming van gerechtelijke procedures, en heeft zich dus gebonden geacht door de enkele verklaring van het ICTY. De Raad heeft dan ook afgezien van zijn beoordelingsbevoegdheid om vast te stellen of de uitzonderingen op de toegang tot documenten die zijn neergelegd in verordening nr. 1049/2001, meer bepaald in artikel 4, lid 2, tweede streepje, toepasselijk waren, en heeft derhalve blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

(cf. punten 83, 87, 88, 90)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 95, 96)