Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 februari 2010 door Brigitte Zangerl-Posselt tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 november 2009 in zaak F-83/07, Zangerl-Posselt/Commissie

(Zaak T-62/10 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Brigitte Zangerl-Posselt (Merzig, Duitsland) (vertegenwoordiger: S. Paulmann, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

zelf over de zaak beslissen en, zoals door rekwirante in eerste aanleg gevorderd, het inmiddels bij beslissing op bezwaar van 13 december 2007 bevestigde besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AST/27/06 van 25 juli 2007 om rekwirante niet toe te laten tot het schriftelijke en mondelinge examen van dat vergelijkend onderzoek, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in alle kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 november 2009 in zaak F-83/07, Zangerl-Posselt/Commissie, waarbij rekwirantes beroep is verworpen.

Tot staving van de hogere voorziening stelt rekwirante dat het Gerecht voor ambtenarenzaken bij het onderzoek van de toelatingsvoorwaarden voor algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/27/06 van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan. In dit verband stelt zij onder meer dat het Gerecht voor ambtenarenzaken zich voor de vraag of rekwirante in het bezit is van een diploma in de zin van de aankondiging van het betrokken vergelijkend onderzoek, heeft gebaseerd op de Franse versie van artikel 5, lid 3, sub a-ii, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

Voorts bevat de uiteenzetting van het Gerecht voor ambtenarenzaken waarmee het rekwirantes stellingen wil weerleggen, meerdere juridische fouten. In dit verband stelt rekwirante onder meer dat vaststellingen zijn gedaan waarvan de onjuistheid uit de stukken blijkt en dat het overgelegde bewijsmateriaal is vervalst.

Ook heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken weliswaar toegegeven dat er sprake is van de door haar aan de orde gestelde indirecte discriminatie op grond van leeftijd, doch het heeft deze op grond van een ontoereikende en verkeerde motivering als gerechtvaardigd aangemerkt.

____________