Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstol (Zweden) op 24 mei 2022 – BSH Hausgeräte GmbH/Aktiebolaget Electrolux

(Zaak C-339/22)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstolen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BSH Hausgeräte GmbH

Verwerende partij: Aktiebolaget Electrolux

Prejudiciële vragen

Dient artikel 24, lid 4, van verordening (EU) nr. 1215/20121 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus te worden uitgelegd dat de uitdrukking „voor de registratie of de geldigheid van octrooien, [...], ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen” inhoudt dat een nationale rechter die zich overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening bevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van een geschil ter zake van een octrooi-inbreuk, niet meer bevoegd is om uitspraak te doen over die inbreuk indien een exceptie wordt opgeworpen waarmee wordt gesteld dat het betreffende octrooi ongeldig is, of dient die bepaling aldus te worden uitgelegd dat de nationale rechter dan enkel onbevoegd is om kennis te nemen van de exceptie van ongeldigheid?

Hangt het antwoord op de eerste vraag af van het antwoord op de vraag of het nationale recht bepalingen bevat die overeenkomen met de tweede alinea van § 61 van de Patentlag (octrooiwet), op grond waarvan de verweerder slechts een exceptie van ongeldigheid kan opwerpen indien hij een afzonderlijke vordering tot nietigverklaring instelt?

Dient artikel 24, lid 4, van de Brussel I-verordening1 aldus te worden uitgelegd dat het van toepassing is op een gerecht van een derde land, dat wil zeggen in de onderhavige zaak aldus dat ook aan een gerecht in Turkije exclusieve bevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van het gedeelte van het aldaar geldig verklaarde Europese octrooi?

____________

1 PB 2012, L 351, blz. 1.

1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).