Language of document : ECLI:EU:T:2015:891

Zaak T‑461/13

Koninkrijk Spanje

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Digitale televisie – Steun voor de ontwikkeling van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden in Spanje – Besluit waarbij de steunmaatregelen gedeeltelijk verenigbaar en gedeeltelijk onverenigbaar met de interne markt worden verklaard – Begrip onderneming – Economische activiteit – Voordeel – Dienst van algemeen economisch belang – Concurrentievervalsing – Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU – Zorgvuldigheidsplicht – Redelijke termijn – Rechtszekerheid – Gelijke behandeling – Evenredigheid – Subsidiariteit – Recht op informatie”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 november 2015

1.      Mededinging – Unieregels – Adressaten – Ondernemingen – Begrip – Uitoefening van een economische activiteit – Ontwikkeling, onderhoud en exploitatie van het digitale terrestrische televisienetwerk in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden – Bestaan van een markt – Geen uitoefening van overheidsgezag – Daaronder begrepen

(Art. 107, lid 1, VWEU)

2.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Eerste voorwaarde uiteengezet in het arrest Altmark – Duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen – Geen begunstigde onderneming die daadwerkelijk belast is met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen – In het begrip daaronder begrepen – Marktfalen – Omstandigheid ontoereikend voor de vaststelling dat er sprake is van een dienst van algemeen economisch belang

(Art. 107, lid 1, VWEU)

3.      Steunmaatregelen van de staten – Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten – Aantasting van de mededinging – Beoordelingscriteria

(Art. 107, lid 1, VWEU)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Aantasting van de mededinging – Satelliet- en terrestrische platforms voor de levering van diensten op het gebied van digitale televisie – Gebied dat onder een sector valt die openstaat voor concurrentie

(Art. 107, lid 1, VWEU)

5.      Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 107, lid 3, VWEU)

6.      Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Onderzoek van een steunregeling in haar geheel – Toelaatbaarheid

(Art. 107, lid 3, VWEU en 108 VWEU)

7.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit van de Commissie inzake staatssteun

(Art. 107 VWEU en 296 VWEU)

8.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen

[Art. 263 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, c)]

9.      Recht van de Europese Unie – Algemene rechtsbeginselen – Recht op behoorlijk bestuur – Zorgvuldige en onpartijdige behandeling van de dossiers – Besluit van de Commissie inzake staatssteun

10.    Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Inaanmerkingneming van de situatie die bestaat ten tijde van vaststelling van de maatregel

(Art. 107, lid 3, VWEU)

11.    Steunmaatregelen van de staten – Besluit van Commissie tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een overheidsmaatregel – Voorlopig karakter van de beoordelingen door de Commissie

(Art. 108, lid 3, VWEU; verordening nr. 6591/1999 van de Raad, art. 6, lid 1)

12.    Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Opening van een formele onderzoeksprocedure – Maximumtermijn van twee maanden – Niet van toepassing in geval van niet-aangemelde steun – Verplichting om zowel het vooronderzoek als de formele onderzoeksprocedure binnen een redelijke termijn af te ronden – Beoordeling in concreto

(Art. 108 VWEU; verordening nr. 6591/1999 van de Raad, art. 4, lid 5, 7, lid 6, en 13, lid 2)

13.    Steunmaatregelen van de staten – Terugvordering van onrechtmatige steun – Schending van het rechtszekerheidsbeginsel – Geen

14.    Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de interne markt en de terugvordering ervan wordt gelast – Mogelijkheid voor de Commissie om de berekening van de exacte terug te vorderen bedragen aan de nationale autoriteiten over te laten – Verplichting tot samenwerking tussen de Commissie en de lidstaat wanneer de lidstaat op problemen stuit – Omvang

(Art. 4, lid 3, VEU; art. 107 VWEU en 108 VWEU; verordeningen van de Raad nr. 994/98, art. 2, en nr. 659/1999, art. 14; verordening nr. 1998/2006 van de Commissie)

15.    Steunmaatregelen van de staten – Terugvordering van onrechtmatige steun – Herstel van de vroegere toestand – Schending van het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling – Geen

(Art. 108 VWEU)

16.    Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Uitsluitende bevoegdheid – Toezicht op de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt – Rechterlijke toetsing – Schending van het subsidiariteitsbeginsel – Geen

(Art. 5, lid 3, VEU; art. 107, lid 3, VWEU en 108 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 35‑46)

2.      Op het gebied van staatssteun houdt het eerste in het arrest Altmark geformuleerde criterium in dat de onderneming die compensatie ontvangt, daadwerkelijk moet belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en dat die verplichtingen duidelijk moeten omschreven zijn.

Hoewel de lidstaten een ruime beoordelingsbevoegdheid hebben met betrekking tot de omschrijving van wat zij als diensten van algemeen economisch belang (DAEB) beschouwen, is die bevoegdheid echter niet onbeperkt en mag zij niet willekeurig worden uitgeoefend enkel om een bepaalde sector aan de toepassing van de mededingingsregels te onttrekken. Om als DAEB te kunnen worden gekwalificeerd, moet de betrokken dienst immers een algemeen economisch belang dienen dat deze werkzaamheden van andere economische activiteiten onderscheidt.

In dat verband moet bij de omvang van de toetsing door het Gerecht van overwegingen van de Commissie noodzakelijkerwijs rekening worden gehouden met het feit dat de Commissie de omschrijving van een dienst als DAEB door een lidstaat alleen in geval van een kennelijke fout ter discussie mag stellen. Bij deze toetsing moet niettemin worden nagegaan of is voldaan aan een aantal minimumcriteria, met name dat er sprake is van een overheidshandeling waarbij de betrokken marktdeelnemers met een DAEB worden belast en dat die opdracht universeel en verplicht van aard is.

Wat de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen betreft, betekent het enkele feit dat een dienst naar nationaal recht wordt aangewezen als dienst van algemeen belang niet dat elke marktdeelnemer die deze verricht, belast is met de uitvoering van duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen in de zin van het arrest Altmark. Voor de kwalificatie van een dienst als DAEB in de zin van dat arrest is namelijk vereist dat de verantwoordelijkheid voor het beheer daarvan aan bepaalde ondernemingen wordt toegekend.

Wat in dat verband de openbare contracten tussen de overheid en de betrokken marktdeelnemers betreft, is het juist dat de opdracht tot het vervullen van een openbare dienst ook kan worden verleend door middel van overeenkomsten, voor zover deze uitgaan van de overheid en dwingend zijn. Dit geldt a fortiori wanneer dergelijke handelingen de bij wet opgelegde verplichtingen concretiseren. Het enkele feit dat een dienst voorwerp van een openbaar contract is, houdt echter nog niet automatisch in dat die dienst, zonder enige precisering van de zijde van de betrokken autoriteiten, voldoet aan de kwalificatie van een DAEB in de zin van het arrest Altmark.

Tot slot volstaat het feit dat sprake is van marktfalen niet voor de vaststelling dat sprake is van een DAEB.

(cf. punten 53, 61‑63, 67, 71, 78)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 88, 89)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 92)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 98‑100)

6.      In geval van een steunregeling hoeft de Commissie slechts de kenmerken van de betrokken regeling te onderzoeken om in de motivering van het besluit te kunnen beoordelen of die regeling geschikt is om een van de doelstellingen van artikel 107, lid 3, VWEU te bereiken. In een besluit dat betrekking heeft op een dergelijke regeling, hoeft de Commissie dus geen analyse te maken van de steun die op basis van een dergelijke regeling in elk individueel geval is toegekend. Enkel bij de terugvordering van steun moet de individuele situatie van elke betrokken onderneming worden onderzocht.

Wanneer de Commissie zich op algemene en abstracte wijze uitlaat over een staatssteunregeling die zij onverenigbaar met de interne markt verklaart en de terugvordering gelast van de uit hoofde van die regeling ontvangen bedragen, staat het immers aan de lidstaten om de individuele situatie van elk van de ondernemingen die door een dergelijke terugvorderingsactie wordt geraakt, te verifiëren.

Hieruit volgt dat wanneer de Commissie een steunregeling onderzoekt, zij zich kan beperken tot een steekproef van gevallen waarin deze regeling is toegepast, zonder dat zij alle gevallen waarin die is toegepast, hoeft te onderzoeken.

(cf. punten 104, 105, 134, 163)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 110)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 115)

9.      In staatssteunzaken vereist het beginsel van behoorlijk bestuur dat de Commissie de betrokken maatregel zorgvuldig en onpartijdig onderzoekt. In dat verband kan een eventuele vertraging bij de toezending van documenten niet op zich en zonder aanvullende factoren afdoen aan de objectiviteit en de onpartijdigheid van de Commissie.

(cf. punten 116, 144)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 124, 127, 147, 148)

11.    Uit artikel 6, lid 1, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [108 VWEU], volgt dat de analyse van de Commissie in het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure van een maatregel die met de interne markt onverenigbare staatssteun kan vormen, noodzakelijkerwijs voorlopig is.

Bijgevolg kan van de Commissie niet worden verlangd dat zij in haar mededeling betreffende de inleiding van deze procedure een volledige analyse van de betrokken steun verricht. Bovendien is de onderzoeksfase van artikel 108, lid 2, VWEU bedoeld om de Commissie in staat te stellen zich volledig te informeren over alle gegevens van de zaak. Daaruit volgt dat op grond van het feit dat het besluit tot inleiding van de procedure niet naar bepaalde elementen verwijst, niet mag worden geoordeeld dat de door de Commissie gevoerde procedure incoherent is.

(cf. punt 132)

12.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 138‑141)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 158)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 160, 162‑164)

15.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 168‑171, 175‑179)

16.    Op het gebied van staatssteun behoort de beoordeling van de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt tot de exclusieve bevoegdheid van de Commissie, onder toezicht door de Unierechter, zodat zij het subsidiariteitsbeginsel niet schendt wanneer zij de verenigbaarheid van een steunmaatregel onderzoekt. Krachtens artikel 5, lid 3, VEU is dit beginsel immers uitsluitend van toepassing op gebieden die niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Unie behoren.

(cf. punt 182)