Language of document :

Beroep ingesteld op 30 mei 2011 - Régie Networks en NRJ Global / Commissie

(Zaak T-273/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Régie Networks (Lyon, Frankrijk) en NRJ Global (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: B. Geneste en C. Vannini, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2010) 6483 def. van de Commissie van 29 september 2010 betreffende steunmaatregel C 4/09 (ex N 679/97) die Frankrijk ten faveure van de radio-omroep ten uitvoer heeft gelegd, nietig verklaren

de Commissie verwijzen in alle kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen zes middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van het gezag van gewijsde van het arrest van het Hof van Justitie van 22 december 2008, C-333/07, aangezien de Commissie de relevante gronden en het dictum van het arrest niet heeft nageleefd door bij het nieuwe onderzoek van de betrokken steunmaatregel niet de haar door het Hof aangegeven financieringswijze ervan toe te passen.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting in de motivering van het bestreden besluit aangezien de Commissie de onwettige financieringswijze op kunstmatige wijze van de betrokken steunregeling heeft gescheiden terwijl zij in haar beslissing van 16 september 2009 ter inleiding van de procedure op tegenspraak heeft betoogd dat de onwettigheid van de heffing noodzakelijkerwijs en onmiddellijk tot de onwettigheid van de betrokken steunregeling in zijn geheel zou leiden.

Derde middel, ontleend aan schending van de verdragsbepalingen betreffende de vrijheid van dienstverrichting aangezien de onwettigheid van de heffing die deze steunregeling financiert, vaststaat wegens de strijdigheid van de territoriale heffingsgrondslag ervan met het beginsel van de vrijheid van dienstverrichting. De verzoekende partijen voeren aan dat de gedeeltelijke terugbetaling, die bij het bestreden besluit werd gelast, geenszins de aard van de betrokken steunregeling kan wijzigen en deze met terugwerkende kracht verenigbaar met het Verdrag kan maken.

Vierde middel, ontleend aan ontoereikendheid van de motivering van het bestreden besluit aangezien de Commissie niet heeft uiteengezet op welke wijze de in het besluit neergelegde voorwaarden de regeling verenigbaar met het Verdrag maakten ondanks de vaststelling van onverenigbaarheid van de financieringswijze.

Vijfde middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel aangezien verzoekende partijen stellen dat de Commissie door ervoor te kiezen de steunregeling aan de hand van het opleggen van terugwerkende voorwaarden verenigbaar met het Verdrag te verklaren in plaats van eenvoudigweg de onverenigbaarheid ervan vast te stellen, en door de Franse Republiek van de verplichting te ontslaan over te gaan tot de terugvordering van de steun bij de begunstigden, het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden.

Zesde middel, ontleend aan misbruik van de procedure en aan schending van artikel 7 van verordening (EG) nr. 659/1999 aangezien de Commissie, na afloop van de formele onderzoeksprocedure, een voorwaardelijke beslissing heeft genomen, terwijl niet alleen haar twijfel aangaande de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met het Verdrag niet was weggenomen, maar, meer nog, zij ervan overtuigd was geraakt dat de regeling ermee onverenigbaar was. Zij heeft de bepalingen van verordening nr. 569/1999 geschonden en zich aldus aan misbruik van procedure schuldig gemaakt.

____________