Language of document : ECLI:EU:C:2018:881

Zaak C171/17

Europese Commissie

tegen

Hongarije

„Niet-nakoming – Richtlijn 2006/123/EG – Artikelen 15 tot en met 17 – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Nationaal systeem voor mobiel betalen – Monopolie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 november 2018

1.        Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123 – Werkingssfeer – Diensten van algemeen economisch belang en monopolies ingesteld na de inwerkingtreding van richtlijn 2006/123 – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, leden 2 en 3)

2.        Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123 – Diensten van algemeen economisch belang – Vaststelling – Beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten – Omvang – Dienst die reeds wordt aangeboden door op de betrokken markt actieve marktdeelnemers – Omstandigheid ontoereikend voor de vaststelling dat geen sprake is van een dienst van algemeen economisch belang

(Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, lid 4, en 17)

3.        Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123 – Aan evaluatie onderworpen eisen – Nationale regelgeving op het gebied van diensten van algemeen economisch belang – Daarvan uitgesloten – Voorwaarden

(Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15)

4.        Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Diensten op de interne markt – Richtlijn 2006/123 – Aan evaluatie onderworpen eisen – Nationale regelgeving waarbij een verplicht nationaal systeem voor mobiel betalen wordt ingesteld dat wordt geëxploiteerd door een openbare onderneming – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Inachtneming van de voorwaarden inzake non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid – Geen

[Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, lid 2, d), en 3]

5.        Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Nationale regelgeving waarbij een verplicht nationaal systeem voor mobiel betalen wordt ingesteld dat wordt geëxploiteerd door een openbare onderneming – Rechtvaardiging – Dwingende redenen van algemeen belang – Evenredigheid – Geen

(Art. 56 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 41‑43)

2.      Richtlijn 2006/123 betreffende diensten op de interne markt bevat specifieke bepalingen betreffende de toepassing van die bepalingen op diensten van algemeen economisch belang, te weten artikel 15, lid 4, en artikel 17.

In deze context hebben de lidstaten het recht om, met inachtneming van het Unierecht, de omvang en de organisatie van hun diensten van algemeen economisch belang te omschrijven, waarbij zij in het bijzonder rekening kunnen houden met doelstellingen van hun nationale beleid. De lidstaten beschikken in dit verband over een ruime beoordelingsbevoegdheid, die de Commissie slechts in geval van een kennelijke fout ter discussie kan stellen.

De enkele omstandigheid dat een door een lidstaat als dienst van algemeen economisch belang gekwalificeerde dienst reeds door op de betrokken markt actieve marktdeelnemers wordt aangeboden, volstaat echter niet om aan te tonen dat die kwalificatie berust op een kennelijke beoordelingsfout. Het kan immers gerechtvaardigd zijn om een dienst als dienst van algemeen economisch belang te kwalificeren wanneer deze weliswaar reeds op de markt wordt aangeboden, maar op een ontoereikende wijze die onverenigbaar is met het algemeen belang, zoals omschreven door de betrokken lidstaat.

(zie punten 47, 49, 55, 56)

3.      Artikel 15, lid 4, van richtlijn 2006/123 betreffende diensten op de interne markt sluit diensten van algemeen economisch belang niet automatisch uit van de werkingssfeer van dat artikel. Artikel 15, lid 4, bepaalt immers dat de leden 1, 2 en 3 ervan alleen van toepassing zijn op wetgeving op het gebied van diensten van algemeen economisch belang voor zover de toepassing van die leden de vervulling, in feite of in rechte, van de aan hen toegewezen bijzondere taak niet belemmert.

Hieruit volgt dat artikel 15 zich niet verzet tegen een nationale regeling die een eis oplegt, in de zin van lid 2, onder d), ervan, voor zover deze eis noodzakelijk is voor de uitoefening, onder economisch haalbare voorwaarden, van de bijzondere taak van de betrokken openbare dienst.

(zie punten 62, 85)

4.      Een lidstaat die een nationaal systeem voor mobiel betalen invoert en handhaaft dat wordt geëxploiteerd door één enkele onderneming die in staatshanden is en waarvan het gebruik voor mobiele betaling bij verschillende diensten verplicht is, te weten openbaar parkeren, de verlening van toegang tot de openbare wegen voor verkeersdoeleinden, het personenvervoer door een staatsbedrijf en de andere diensten die door een staatsentiteit worden aangeboden, handelt in strijd met de krachtens artikel 15, lid 2, onder d), van richtlijn 2006/2013 betreffende diensten op de interne markt op hem rustende verplichtingen.

Een systeem dat de toegang tot het verrichten van diensten voor mobiele betalingen voorbehoudt aan een openbare onderneming door een monopolie in te stellen, vormt immers een eis in de zin van artikel 15, lid 2, onder d), van richtlijn 2006/123 waarvan de lidstaten dienen te onderzoeken of deze verenigbaar is met de in artikel 15, lid 3, bedoelde voorwaarden van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. Een dergelijke eis voldoet evenwel niet aan de voorwaarde dat het nagestreefde doel niet met minder beperkende maatregelen kan worden bereikt, omdat er maatregelen bestaan die minder belastend zijn en de vrijheid van vestiging minder beperken, en waarmee de aangevoerde doelstellingen kunnen worden bereikt, zoals een systeem van concessies gebaseerd op een procedure die openstaat voor mededinging. Aangezien de voorwaarden van artikel 15, lid 3, van richtlijn 2006/123 cumulatief zijn, volstaat deze vaststelling om aan te tonen dat die bepaling niet in acht is genomen.

(zie punten 76, 79, 81‑83, 87, dictum 1)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 88‑92, 96, dictum 1)