Language of document : ECLI:EU:T:2018:724





Beschikking van de president van het Gerecht van 25 oktober 2018 –
JPMorgan Chase e.a./Commissie

(Zaak T420/18 R)

„Kort geding – Mededinging – Euro Interbank Offered Rates (Euribor) – Euro Interest Rate Derivatives (EIRD) – Afwijzing van het verzoek tot vertrouwelijke behandeling van een besluit waarbij schending van artikel 101 VWEU wordt vastgesteld – Beginsel van het vermoeden van onschuld – Verzoek om voorlopige maatregelen – Geen fumus boni juris”

1.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding – Beoordeling in een geschil omtrent de bescherming van vertrouwelijke informatie – Voorwaarde van fumus boni juris niet vervuld

(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 4)

(zie punten 1316, 2023, 26, 31)

2.      Kort geding – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Verzoekschrift – Vormvereisten – Uiteenzetting van de middelen op grond waarvan de toekenning van de gevorderde maatregelen aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt – Middelen rechtens niet uiteengezet in het verzoekschrift – Algemene verwijzing naar andere stukken – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, leden 4 en 5)

(zie punten 18, 19)

3.      Mededinging – Administratieve procedure – Beroepsgeheimverplichting – Vaststelling van de onder de beroepsgeheimverplichting vallende informatie – Criteria – Beschermwaardige belangen die door de openbaarmaking van de informatie kunnen worden geschaad – Afweging van het algemeen belang bij transparantie van het optreden van de Unie tegen de legitieme belangen die zich tegen de openbaarmaking verzetten – Belang van een onderneming dat bepaalde inlichtingen over haar gedrag niet worden onthuld – Belang dat geen bijzondere bescherming verdient wanneer het gaat om ondernemingen die hebben deelgenomen aan een inbreuk op de mededingingsregels van de Unie

(Art. 101 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 7, 23, 28 en 30)

(zie punten 3335, 37, 38)

4.      Mededinging – Geldboeten – Besluit waarbij geldboeten worden opgelegd – Inhoud – Vraag of het opportuun is feitelijke vaststellingen op te nemen – Beoordeling door de Commissie

(Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad)

(zie punt 36)

5.      Mededinging – Administratieve procedure – Beroepsgeheimverplichting – Vaststelling van de onder de geheimhoudingsplicht vallende inlichtingen – Historische informatie – Daarvan uitgesloten – Informatie die niet als geheim of vertrouwelijk kan worden aangemerkt

(Art. 101 VWEU en 339 VWEU)

(zie punt 85)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU, dat ten eerste ertoe strekt om over te gaan tot opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit C(2018) 2745 final van de Commissie van 27 april 2018, met betrekking tot bezwaren tegen het vrijgeven van informatie door bekendmaking ervan die door JPMorgan Chase & Co., JPMorgan Chase Bank, National Association en J. P. Morgan Services zijn opgeworpen op grond van artikel 8 van besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadsadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures [zaak AT.39914 – rentederivaten in euro (EIRD)], en dat ten tweede ertoe strekt om de Commissie te gelasten om af te zien van de bekendmaking van besluit C(2016) 8530 final van de Commissie van 7 december 2016 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte [zaak AT.39914 – rentederivaten in euro (EIRD)]

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 11 juli 2018, JPMorgan Chase e.a./Commissie (T‑420/18 R), wordt ingetrokken.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.