Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen)op 6 februari 2024 – X.Y.

(Zaak C-96/24, Rzecznik Dyscyplinarny Sądu Najwyższego)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Najwyższy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X.Y.

Andere partijen in de procedure: Rzecznik Dyscyplinarny Sądu Najwyższego, Prokuratura Krajowa

Prejudiciële vragen

Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47, [eerste en tweede alinea], van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat:

de nationale Sąd Najwyższy (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Polen) – in het kader van een bijzondere procedure die door een belanghebbende partij is ingeleid middels een verzoek om te onderzoeken of aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt voldaan door een rechter in de Sąd Najwyższy die is aangewezen om zitting te nemen in de rechtsprekende formatie die kennis moet nemen van een zaak betreffende de toestemming om een [andere] rechter van de Sąd Najwyższy strafrechtelijk te vervolgen – ambtshalve dient na te gaan of deze rechtsprekende formatie die bij loting is samengesteld uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy (in een zaak betreffende de toestemming om een rechter strafrechtelijk te vervolgen) een „vooraf bij wet ingesteld” gerecht is, wanneer het nationale recht alleen vereist dat de rechterlijke kwaliteiten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid worden getoetst;

indien het verzoek om te onderzoeken of een rechter in de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, berust op de grief dat deze rechter is benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure voor het ambt van rechter in de Sąd Najwyższy, de rechters in deze rechterlijke instantie die in het kader van eenzelfde gebrekkige procedure zijn benoemd geen zitting mogen nemen in die rechtsprekende formatie, die is samengesteld uit vijf rechters die bij loting zijn aangewezen uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy, aangezien een dergelijke formatie van de Sąd Najwyższy niet kan worden beschouwd als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld;

indien in een zaak waarin wordt onderzocht of een rechter van de Sąd Najwyższy die is aangewezen om zitting te nemen in de rechtsprekende formatie (die uitspraak doet in een zaak betreffende de toestemming om een rechter van de Sąd Najwyższy strafrechtelijk te vervolgen), aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, door een partij is aangetoond dat – gelet op de (fundamentele) onrechtmatigheid in de benoeming van de rechter in de Sąd Najwyższy – de rechtsprekende formatie waarin deze rechter zitting heeft niet kan worden aangemerkt als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld, het voor de behandeling van het genoemde verzoek – namelijk om te onderzoeken of de betrokken rechter van de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid – niet langer noodzakelijk is om het gedrag van de betrokken rechter na zijn benoeming tot rechter of de aard van de zaak (betreffende de toestemming om een rechter van de Sąd Najwyższy strafrechtelijk te vervolgen) te onderzoeken, zoals het nationale recht vereist, zodat een verzoek tot onderzoek of een rechter van de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet kan worden afgewezen op de enkele grond dat de verzoeker niet het bewijs heeft geleverd dat het gedrag van die rechter na zijn benoeming twijfel doet rijzen over zijn kwaliteiten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid[?]

Indien de in I, onder 2), gestelde vraag bevestigend wordt beantwoord:

Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47, [eerste en tweede alinea], van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat een rechter die zitting heeft in de rechtsprekende formatie die uitspraak moet doen in een zaak betreffende het onderzoek of een andere rechter (die is aangewezen om kennis te nemen van een zaak betreffende de toestemming om een rechter van de Sąd Najwyższy strafrechtelijk te vervolgen) aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, ten eerste kan verzoeken dat een of meer andere rechters die bij loting is (zijn) aangewezen uit de voltallige formatie van de Sąd Najwyższy, in die zaak wordt (worden) gewraakt wanneer hij (zij) tot rechter in de Sąd Najwyższy is (zijn) benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure, hetgeen uitsluit dat een rechterlijke instantie waarin een dergelijke rechter (dergelijke rechters) zitting heeft (hebben), wordt aangemerkt als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat [vooraf] bij wet is ingesteld, en ten tweede kan verzoeken dat een dergelijk verzoek niet wordt onderzocht door een rechter die eveneens in het kader van een dergelijke gebrekkige procedure tot rechter in de Sąd Najwyższy is benoemd?

Indien aan het in punt II bedoelde verzoek geen gevolg wordt gegeven (bij beslissing van de nationale rechter): mag een rechter die een dergelijk verzoek heeft ingediend, weigeren om mee te werken aan het onderzoek of een rechter van de Sąd Najwyższy voldoet aan de voorwaarden van onafhankelijkheid en onpartijdigheid of is een dergelijke verzoekende rechter niettemin verplicht om aan de vaststelling van de uitspraak deel te nemen, waarbij het aan de partij wordt overgelaten om te besluiten of zij die uitspraak in voorkomend geval zal aanvechten wegens schending van het recht van partijen om hun zaak te laten behandelen door een rechterlijke instantie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

Is het in een zaak waarin wordt onderzocht of een rechter in de Sąd Najwyższy voldoet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid en in de context van artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van invloed op het antwoord op de vraag of een rechtsprekende formatie op onregelmatige wijze is vormgegeven wanneer deze formatie is samengesteld uit vijf rechters van wie er slechts twee zijn benoemd in het kader van een (fundamenteel) gebrekkige benoemingsprocedure voor het ambt van rechter in de Sąd Najwyższy, zodat de procedure in een dergelijk geval niettemin kan worden voortgezet en uitspraak kan worden gedaan aangezien bij de benoeming van de meeste leden van de aangewezen rechtsprekende formatie tot rechter in de Sąd Najwyższy geen sprake is van een onregelmatigheid in hun benoeming?

____________