Language of document :

Beroep ingesteld op 23 mei 2023 – Europese Commissie / Republiek Kroatië

(Zaak C-315/23)

Procestaal: Kroatisch

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Escobar Gómez, M. Mataija en P. Ondrůšek, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Kroatië

Conclusies

De Europese Commissie verzoekt:

vast te stellen dat de Republiek Kroatië de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, door niet de maatregelen te hebben genomen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof in zaak C-250/18, Commissie/Kroatië (Stortplaats te Biljane Donje);

de Republiek Kroatië te veroordelen tot de betaling aan de Commissie van een forfaitaire som van 840 EUR vermenigvuldigd door het aantal dagen dat is verstreken tussen de uitspraak van het arrest in zaak C-250/18, 2 mei 2019, en de dag dat de Republiek Kroatië dat arrest uitvoert dan wel de dag van de uitspraak van het arrest in de onderhavige procedure, naargelang van het tijdstip dat eerder valt, doch ten minste een forfaitaire som van 392 000 EUR;

de Republiek Kroatië ertoe te veroordelen om de Commissie een dwangsom te betalen ten bedrage van 7560 EUR per dag vanaf de dag van het arrest in de onderhavige procedure tot de dag dat de Republiek Kroatië het arrest in de zaak C-250/18 uitvoert; en

de Republiek Kroatië te veroordelen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In zaak C-250/18, Commissie/Kroatië (Stortplaats te Biljane Donje), heeft het Hof vastgesteld dat, door niet vast te stellen dat het op de stortplaats te Biljane Donje gedeponeerde steengruis afval, en geen bijproduct, is en dus als afval moet worden behandeld, de Republiek Kroatië de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 5, lid 1, van richtlijn 2008/981 ; door niet alle maatregelen te treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de in Biljane Donje gestorte afvalstoffen zodanig worden beheerd dat de menselijke gezondheid en het milieu niet in gevaar worden gebracht, zij de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 13 van richtlijn 2008/98; door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de houder van de op de stortplaats te Biljane Donje gestorte afvalstoffen zelf de afvalverwerking verricht of de verwerking laat verrichten door een handelaar, een inrichting of een onderneming die afvalverwerkingshandelingen verricht, of een publieke of private inzamelaar van afvalstoffen, zij de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 15, lid 1, van richtlijn 2008/98. Aangezien de Republiek Kroatië niet de maatregelen heeft genomen die nodig zijn om de niet-nakoming van de verplichtingen te verhelpen en het arrest van het Hof uit te voeren, heeft de Commissie besloten om zich tot het Hof te wenden.

De Commissie verzoekt in het verzoekschrift om de Republiek Kroatië krachtens artikel 260 VWEU te veroordelen tot de betaling van een forfaitaire som van 840 EUR, vermenigvuldigd door het aantal dagen dat is verstreken tussen de uitspraak van het arrest in zaak C-250/18, 2 mei 2019, en de dag dat de Republiek Kroatië dat arrest uitvoert dan wel de dag van de uitspraak van het arrest in de onderhavige procedure, naargelang van het tijdstip dat het eerst valt, doch minimaal een forfaitaire som van 392 000 EUR, alsmede tot betaling van een dwangsom ten bedrage van 7560 EUR per dag vanaf de dag van het arrest in de onderhavige procedure tot de dag dat de Republiek Kroatië het arrest in de zaak C-250/18 uitvoert.

____________

1     Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB 2008., L 312, blz. 3.).