Language of document :

(Zaak T524/21)

(gedeeltelijke publicatie)

Hans-Wilhelm Saure

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 12 oktober 2022

„Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Correspondentie van de Commissie met AstraZeneca en de Duitse autoriteiten met betrekking tot de hoeveelheden COVID-19-vaccins en de betreffende levertijden – Uitzondering inzake de bescherming van gerechtelijke procedures – Documenten die zijn overgelegd in het kader van een gerechtelijke procedure die was beëindigd toen het besluit tot weigering van toegang werd vastgesteld – Uitzondering betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu – Uitzondering betreffende de bescherming van de commerciële belangen van een derde”

1.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van het publiek op toegang tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht op toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Werkingssfeer – Documenten die niet uitsluitend met het oog op een gerechtelijke procedure zijn opgesteld, maar afbreuk kunnen doen aan het vermogen van de betrokken instelling om in deze procedure verweer te voeren – Daaronder begrepen – Voorwaarden

[Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, a), art. 4, lid 2, tweede streepje, en lid 7]

(zie punten 34, 35, 43)

2.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van het publiek op toegang tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht op toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Omvang – Eerbiediging van het beginsel van equality of arms – Beginsel van goede rechtsbedeling en integriteit van de gerechtelijke procedure

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje)

(zie punten 36‑38)

3.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van het publiek op toegang tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht op toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Werkingssfeer – Documenten die zijn opgesteld of overgelegd in het kader van een specifieke gerechtelijke procedure voor een rechterlijke instantie van de Unie, een lidstaat, een internationale organisatie of een derde land – Daaronder begrepen – Voorwaarden – Beoordeling op basis van de inhoud van het document

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje, en lid 7)

(zie punten 42‑45)

4.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van het publiek op toegang tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht op toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Door de Commissie ingediende memories – Toepasselijkheid van de uitzondering na de afsluiting van de procedure met een rechterlijke beslissing

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2)

(zie punt 49)

5.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van het publiek op toegang tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht op toegang tot documenten – Bescherming van gerechtelijke procedures – Samenhang met de bescherming van bedrijfsgeheimen na de afloop van de gerechtelijke procedure – Verplichting tot loyale samenwerking met de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten – Voorwaarden

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2, tweede streepje; richtlijn 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 11 en art. 9, lid 1)

(zie punten 55‑67)

Samenvatting

Verzoeker, Hans-Wilhelm Saure, is een journalist die werkt voor het Duitse dagblad Bild. Begin 2021 heeft hij de Commissie verzocht(1) om afschriften van alle correspondentie die zij sinds 1 april 2020 met AstraZeneca plc of haar dochterondernemingen en de Duitse federale autoriteiten had gevoerd over met name de hoeveelheden door die vennootschap aangeboden vaccins tegen COVID-19 en de betreffende levertermijnen.

De Commissie heeft eerst verschillende documenten geïdentificeerd waartoe de toegang moest worden geweigerd op grond van de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures(2), omdat bij de Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (Franstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, België) een procedure tussen de Europese Unie en AstraZeneca aanhangig was. Nadat partijen een overeenkomst hadden gesloten waardoor die procedure werd beëindigd, heeft de Commissie verzoekers aanvraag opnieuw onderzocht en een tweede besluit vastgesteld dat in de plaats kwam van het eerste. In dat nieuwe besluit heeft de Commissie opgemerkt dat de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures geheel of gedeeltelijk van toepassing was op meerdere documenten waarop verzoekers aanvraag betrekking had. Voorts heeft zij de toegang tot bepaalde documenten geweigerd op grond van de uitzonderingen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, de bescherming van commerciële belangen(3) of het algemene vermoeden van vertrouwelijkheid dat op grond van laatstgenoemde uitzondering geldt.

Verzoeker heeft bij het Gerecht een beroep tot nietigverklaring ingesteld dat met name gericht is tegen het tweede besluit van de Commissie. In dit kader spreekt het Gerecht zich uit over de toepassing van de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures en in het bijzonder over de verplichting tot loyale samenwerking met de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten. Het Gerecht komt tot de slotsom dat de toepassing van die uitzondering in dit geval onrechtmatig is, zodat het tweede besluit gedeeltelijk nietig moet worden verklaard.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen brengt het Gerecht in herinnering dat de toepassing van de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures zich slechts tegen de openbaarmaking van documenten verzet zolang het risico op ondermijning van een gerechtelijke procedure voortbestaat, gelet op de inhoud van die documenten. Deze bescherming berust op de noodzaak om het beginsel van equality of arms (wapengelijkheid) te eerbiedigen, met name om te voorkomen dat kritiek zou worden geuit op het door een instelling in een geding verdedigde standpunt dat vervat is in een openbaar gemaakt document, waardoor dit standpunt op ongepaste wijze zou worden beïnvloed, alsook op de noodzaak om een goede rechtsbedeling en de integriteit van de gerechtelijke procedure te verzekeren teneinde gedurende de gehele gerechtelijke procedure te waarborgen dat de debatten tussen de partijen en de beraadslaging van de betrokken rechterlijke instantie over de zaak geheel ongestoord verlopen, zonder druk van buitenaf op de rechterlijke werkzaamheden.

In deze zaak constateert het Gerecht in de eerste plaats dat de gerechtelijke procedure die de toepassing van de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures kon rechtvaardigen afgesloten was toen het tweede besluit werd vastgesteld. Het herinnert eraan dat een document dat niet is opgesteld in het kader van een specifieke gerechtelijke procedure weliswaar kan worden beschermd indien het is overgelegd in het kader van een gerechtelijke procedure op de datum waarop het verzoek om toegang tot dat document wordt beantwoord, maar dat de Uniewetgever niet heeft uitgesloten dat burgers recht op toegang tot documenten kunnen hebben in het kader van de contentieuze activiteiten van de instellingen en dat dergelijke documenten enkel op basis van de inhoud ervan kunnen worden beschermd.

In de tweede plaats beoordeelt het Gerecht of de uitzondering betreffende de bescherming van gerechtelijke procedures de in deze zaak aan de orde zijnde weigering om toegang te verlenen nog langer kon rechtvaardigen nadat de gerechtelijke procedure voor de Tribunal de première instance francophone de Bruxelles was afgesloten. Daartoe onderzoekt het of de Commissie heeft aangetoond dat de openbaarmaking van de betrokken documenten, gelet op de inhoud ervan, deze procedure nog steeds ondermijnde. Het Gerecht stelt vast dat de Commissie niet heeft uiteengezet hoe de toegang tot die documenten die procedure concreet en daadwerkelijk kon blijven ondermijnen.

Wat betreft de noodzaak om de integriteit van de gerechtelijke procedure te waarborgen, stelt het Gerecht vast dat de debatten tussen de partijen en de beraadslaging geheel ongestoord hebben kunnen plaatsvinden, zonder druk van buitenaf op de rechterlijke werkzaamheden. Bovendien was er op het tijdstip van de vaststelling van het tweede bestreden besluit geen andere gerechtelijke procedure aanhangig of zelfs maar ophanden waarin argumenten die waren ontwikkeld in het kader van de afgesloten procedure hadden kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van het door de Commissie verdedigde juridische standpunt.

In de derde plaats verwerpt het Gerecht het argument van de Commissie dat zij op grond van het beginsel van loyale samenwerking met de aangezochte nationale rechter de toegang tot de documenten in kwestie moest weigeren om te voldoen aan de vereisten van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek.(4) Deze vereisten houden in dat een partij in een gerechtelijke procedure – zelfs na de beëindiging daarvan – geen bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen openbaar mag maken waarvan zij door haar deelname aan die procedure kennis heeft gekregen, indien de rechter heeft besloten dat de betreffende gegevens vertrouwelijk moeten blijven.

Om te beginnen vloeien die vereisten voort uit bepalingen ter omzetting van de richtlijn betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.(5) Uit deze richtlijn blijkt dat de Commissie zich niet op een nationale omzettingsbepaling kan beroepen om haar verplichtingen op het gebied van de toegang tot documenten niet na te komen.

Voorts constateert het Gerecht dat de Commissie reeds voor de aanvang van de gerechtelijke procedure in het bezit was van de betrokken documenten. Bovendien heeft de aangezochte nationale rechter geen enkele beslissing genomen op grond van bovengenoemde bepalingen van het Belgische Gerechtelijk Wetboek. De partijen zelf zijn namelijk overeengekomen dat bepaalde documenten die in de loop van die procedure zijn overgelegd, vertrouwelijk zouden blijven. De Commissie kan bijgevolg niet door middel van een eenvoudige overeenkomst met een derde onderneming het recht van een Unieburger op toegang tot de bij haar berustende documenten beperken en zo haar verplichting om – behoudens uitzonderingsgevallen – toegang tot deze documenten te verlenen omzeilen. In dit verband kan zij zich evenmin ter rechtvaardiging van haar weigering om toegang tot die documenten te verlenen beroepen op haar verplichting tot loyale samenwerking met de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten.

Ten slotte merkt het Gerecht op dat de betreffende bepalingen van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek beogen bedrijfsgeheimen te beschermen en dus een ander doel hebben dan de bepalingen die beogen de eerbiediging van het beginsel van equality of arms te waarborgen en een goede rechtsbedeling alsook de integriteit van de gerechtelijke procedure te verzekeren. Dat de documenten in kwestie bedrijfsgeheimen bevatten, kan dus op zich niet verklaren hoe de toegang tot die documenten de gerechtelijke procedure, die afgesloten was toen het tweede bestreden besluit werd vastgesteld, concreet en daadwerkelijk zou kunnen blijven ondermijnen.


1      Krachtens verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).


2      Deze uitzondering is neergelegd in artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2021.


3      Deze uitzonderingen berusten respectievelijk op artikel 4, lid 1, onder b), en artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001.


4      Artikel 871 bis van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek.


5      Artikel 9, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB 2016, L 157, blz. 1).