Language of document : ECLI:EU:T:2018:146

ARREST VAN HET GERECHT (Negende kamer)

15 maart 2018 (*)

„Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk La Mafia SE SIENTA A LA MESA – Absolute weigeringsgrond – Strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden – Artikel 7, lid 1, onder f), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder f), van verordening (EU) 2017/1001]”

In zaak T‑1/17,

La Mafia Franchises, SL, gevestigd te Saragossa (Spanje), vertegenwoordigd door I. Sempere Massa, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door A. Folliard-Monguiral als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht:

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door D. Del Gaizo, avvocato dello Stato,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 27 oktober 2016 (zaak R 803/2016‑1), inzake een nietigheidsprocedure tussen de Italiaanse Republiek en La Mafia Franchises,

wijst

HET GERECHT (Negende kamer),

samengesteld als volgt: S. Gervasoni, president, L. Madise en R. da Silva Passos (rapporteur), rechters,

griffier: I. Dragan, administrateur,

gezien het op 2 januari 2017 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 7 april 2017 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het EUIPO,

gezien de op 6 april 2017 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van de Italiaanse Republiek,

na de terechtzitting op 22 november 2017,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 30 november 2006 heeft La Honorable Hermandad, SL, de rechtsvoorganger van verzoekster, La Mafia Franchises, SL, bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) een Uniemerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1), zoals gewijzigd, die op haar beurt is vervangen door verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1)].

2        De inschrijvingsaanvraag betreft het hieronder afgebeelde beeldmerk:

Image not found

3        De waren en diensten waarvoor de merkaanvraag werd ingediend, behoren tot de klassen 25, 35 en 43 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt:

–        klasse 25: „Schoeisel (uitgezonderd orthopedisch schoeisel), kledingstukken, T-shirts, petten”;

–        klasse 35: „Raadgevingsdiensten inzake bedrijfsorganisatie en ‑voering; hulp bij de leiding van zaken; consultatie voor de leiding van zaken; raadgevingsdiensten voor de leiding van zaken; hulp bij de exploitatie van een commerciële franchiseonderneming; reclamediensten; diensten voor het opzetten van franchises inzake horeca”;

–        klasse 43: „Restaurantdiensten (voeding), bars, cafetaria’s, cafés-restaurants”.

4        De merkaanvraag is gepubliceerd in het Blad van gemeenschapsmerken nr. 24/2007 van 11 juni 2007. Het betwiste merk is op 20 december 2007 onder nummer 5510921 ingeschreven.

5        Op 23 juli 2015 heeft de Italiaanse Republiek bij het EUIPO een vordering ingediend tot nietigverklaring van het betwiste merk voor alle waren en diensten waarvoor het was ingeschreven.

6        Ter ondersteuning van die vordering is de nietigheidsgrond van artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder f), van verordening 2017/1001] aangevoerd. De Italiaanse Republiek heeft in wezen aangevoerd dat het betwiste merk strijdig was met de openbare orde en de goede zeden, aangezien het woordelement „mafia” naar een criminele organisatie verwijst, en dat de manier waarop het in dat merk wordt gebruikt om de restaurantketen van verzoekster aan te duiden, niet alleen zeer negatieve gevoelens wekt, maar ook het positieve imago van de Italiaanse gastronomie „manipuleert” en de negatieve betekenis van dat element vergoelijkt.

7        Bij beslissing van 3 maart 2016 heeft de nietigheidsafdeling de vordering tot nietigverklaring gegrond verklaard.

8        Op 29 april 2016 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling.

9        Bij beslissing van 27 oktober 2016 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de eerste kamer van beroep van het EUIPO bevestigd dat het betwiste merk strijdig was met de openbare orde en heeft zij het beroep verworpen.

10      De kamer van beroep heeft vooraf gepreciseerd dat de strijdigheid met de openbare orde moet worden beoordeeld in het licht van de perceptie van het relevante publiek op het grondgebied van de Europese Unie of een deel van dat grondgebied, met dien verstande dat de inschrijving van een Uniemerk nietig moet worden verklaard als een nietigheidsgrond enkel in een deel van de Unie bestaat.

11      Verder was de kamer van beroep van oordeel dat het woordelement „la mafia” dit merk overheerst, gelet op zijn grootte en zijn plaats binnen het betwiste merk. De kamer van beroep heeft onderstreept dat de maffia een criminele organisatie is, die door de Italiaanse regering met specifieke wetgeving en uitvoeringsmaatregelen wordt bestreden. De kamer van beroep heeft er bovendien aan herinnerd dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad ook een belangrijke doelstelling van de instellingen van de Unie is. De kamer van beroep heeft daarnaast gepreciseerd dat het EUIPO, als orgaan van de Unie, een strikte positie moet aanhouden in zaken die de grondbeginselen en ‑waarden van de Europese samenleving schenden, zodat het de inschrijving van elk Uniemerk dat kan worden gezien als een merk dat het een criminele organisatie steunt of ten goede komt, moet weigeren wegens schending van de openbare orde. Na afloop van dit onderzoek heeft de kamer van beroep geoordeeld dat het betwiste merk kennelijk de criminele organisatie promoot die bekend staat als de maffia, en dat het geheel van de woordelementen van het betwiste merk een boodschap van gezelligheid en vergoelijking van het woordelement „mafia” uitdragen, waardoor de ernst ervan onjuist wordt weergegeven.

12      Ten slotte heeft de kamer van beroep bevestigd dat het betwiste merk niet door het EUIPO diende te worden beschermd en dat die conclusie kon worden beïnvloed noch door het feit dat het woordelement „mafia” vaak in de literatuur en in films is gebruikt noch door het feit dat andere Uniemerken die dat element bevatten door het EUIPO zijn ingeschreven.

 Conclusies van partijen

13      Verzoekster verzoekt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het betwiste merk geldig te verklaren;

–         het EUIPO te verwijzen in de kosten.

14      Het EUIPO en de Italiaanse Republiek verzoeken het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

 Ontvankelijkheid van de stukken die voor het eerst voor het Gerecht zijn overgelegd

15      Het EUIPO betwist de ontvankelijkheid van de bijlagen A.7, A.8 en A.9 van het verzoekschrift, en de ontvankelijkheid van beelden en links in de punten 44, 46 en 54 van voornoemd verzoekschrift die naar internetsites verwijzen. Deze stukken zouden immers in geen enkele fase van de procedure voor het EUIPO zijn overgelegd.

16      In dat verband zij erop gewezen dat het Gerecht, gelet op het voorwerp van het beroep in artikel 65 van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 72 van verordening 2017/1001), in het kader van een dergelijk beroep niet tot taak heeft de feiten opnieuw te onderzoeken tegen de achtergrond van de stukken die voor het eerst voor hem zijn overgelegd [zie in die zin arresten van 24 november 2005, Sadas/BHIM – LTJ Diffusion (ARTHUR ET FELICIE), T‑346/04, EU:T:2005:420, punt 19, en 9 februari 2017, International Gaming Projects/EUIPO – adp Gauselmann (TRIPLE EVOLUTION), T‑82/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:66, punt 16].

17      Zoals verzoekster tijdens de terechtzitting heeft erkend, zijn de stukken bedoeld in punt 15 hierboven in de onderhavige zaak voor het eerst in het kader van het beroep voor het Gerecht overgelegd. Deze stukken dienen dus buiten beschouwing te worden gelaten omdat zij niet-ontvankelijk zijn en de bewijskracht ervan hoeft niet te worden onderzocht.

 Ten gronde

18      Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster één middel aan, ontleend aan de schending van artikel 52, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder a), van verordening 2017/1001], gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, onder f), van die verordening.

19      In het kader van dit middel voert verzoekster om te beginnen aan dat noch de organisatie die bekend staat als maffia noch haar leden op de lijst van terroristische personen en groepen staan die als bijlage is gehecht aan gemeenschappelijk standpunt (2001/931/GBVB) van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB 2001, L 344, blz. 93), waar de richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO naar verwijzen teneinde het verbod te illustreren van inschrijving van Uniemerken die in strijd zijn met de openbare orde als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009.

20      Verder is verzoekster van mening dat een Uniemerk overeenkomstig de praktijk van het EUIPO en de rechtspraak in zijn geheel moet worden onderzocht. De verwijzing van het betwiste merk naar het woordelement „mafia” zou niet volstaan om te concluderen dat het door de gemiddelde consument wordt beschouwd als een middel om die criminele organisatie te promoten of te ondersteunen. Integendeel, de andere elementen waaruit dit merk bestaat impliceren eerder dat het wordt beschouwd als een vorm van parodie van of verwijzing naar de filmsaga The Godfather.

21      Verzoekster voert bovendien aan dat de door het betwiste merk aangeduide waren en diensten geen „communicerende” diensten zijn, namelijk diensten die worden gebruikt om boodschappen over te brengen. Het betwiste merk is dus niet ingeschreven met als doel te beledigen, te schokken of aan te vallen. Het grote publiek begrijpt integendeel dat het betwiste merk is ingeschreven om een restaurantketen aan te duiden, waarvan het concept niet verwijst naar een criminele organisatie, maar naar de films van de Godfather-saga, en met name naar de waarden van familie en corporatisme die deze films tonen.

22      Ten slotte voert verzoekster aan dat een groot aantal Uniemerken en Italiaanse merken die het woord „mafia” bevatten, geldig zijn ingeschreven en effect sorteren. Om dit punt te illustreren haalt verzoekster met name twee beslissingen van de kamer van beroep van het EUIPO aan, die volgens haar analoog zijn met deze zaak, namelijk de beslissing van 13 januari 2012 in zaak R 1224/2011–4, betreffende de aanvraag voor het Uniemerk MAFIA II, en de beslissing van 7 mei 2015 in zaak R 2822/2014–5, betreffende de aanvraag voor het Uniemerk CONTRA-BANDO.

23      Het EUIPO en de Italiaanse Republiek betwisten elk van die argumenten.

24      Vooraf zij eraan herinnerd dat merken die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009, gelezen in samenhang met artikel 52, lid 1, onder a), van die verordening, nietig worden verklaard.

25      Het algemeen belang dat ten grondslag ligt aan deze absolute weigeringsgrond bestaat erin dat de inschrijving wordt vermeden van tekens die afbreuk zouden doen aan de openbare orde of de goede zeden bij hun gebruik op het grondgebied van de Unie [arresten van 20 september 2011, Couture Tech/BHIM (Weergave van wapen van Sovjet-Unie), T‑232/10, EU:T:2011:498, punt 29, en 26 september 2014, Brainlab/BHIM (Curve), T‑266/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:836, punt 13]. De inschrijving van een merk als Uniemerk stuit onder meer af op die absolute weigeringsgrond wanneer het zeer beledigend is [zie in die zin arrest van 5 oktober 2011, PAKI Logistics/BHIM (PAKI), T‑526/09, niet gepubliceerd, EU:T:2011:564, punt 12].

26      De beoordeling van het bestaan van de weigeringsgrond in artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 kan niet worden gebaseerd op de perceptie van dat deel van het relevante publiek dat door niets wordt geschokt, en bovendien ook niet op de perceptie van dat deel van het publiek dat zeer snel is beledigd, maar moet gebeuren op grond van de criteria van een redelijke persoon met gemiddelde drempels van gevoeligheid en tolerantie [zie in die zin arresten van 5 oktober 2011, PAKI, T‑526/09, niet gepubliceerd, EU:T:2011:564, punt 12; 9 maart 2012, Cortés del Valle López/BHIM (¡Que buenu ye! HIJOPUTA), T‑417/10, niet gepubliceerd, EU:T:2012:120, punt 21, en 14 november 2013, Efag Trade Mark Company/BHIM (FICKEN LIQUORS), T‑54/13, niet gepubliceerd, EU:T:2013:593, punt 21].

27      Het relevante publiek kan voor de beoordeling van de weigeringsgrond in artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 bovendien niet worden beperkt tot het publiek waartoe de waren en diensten waarvan de inschrijving wordt gevraagd, zijn gericht. Rekening moet immers worden gehouden met het feit dat de tekens waar die weigeringsgrond op ziet, niet alleen het publiek schokken waartoe de waren en diensten die het teken aanduidt, zijn gericht, maar ook andere personen die dit teken, zonder dat zij iets met die waren en diensten hebben te maken, toevallig in hun dagelijks leven tegenkomen [zie arresten van 14 november 2013, Efag Trade Mark Company/BHIM (FICKEN), T‑52/13, niet gepubliceerd, EU:T:2013:596, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 26 september 2014, Curve, T‑266/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:836, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

28      Ook zij eraan herinnerd dat het relevante publiek op het grondgebied van de Unie zich per definitie op het grondgebied van een lidstaat bevindt en dat tekens die het relevante publiek in strijd kan achten met de openbare orde of de goede zeden, niet dezelfde in alle lidstaten zijn, in het bijzonder om taalkundige, historische, sociale of culturele redenen (zie in die zin arrest van 20 september 2011, Weergave van wapen van Sovjet-Unie, T‑232/10, EU:T:2011:498, punten 31‑33).

29      Bijgevolg dient te worden geoordeeld dat voor de toepassing van de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 niet alleen rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden die alle lidstaten van de Unie gemeen hebben, maar ook met de omstandigheden die eigen zijn aan individuele lidstaten en die de perceptie van het relevante publiek op het grondgebied van deze staten kunnen beïnvloeden (arrest van 20 september 2011, Weergave van wapen van Sovjet-Unie, T‑232/10, EU:T:2011:498, punt 34).

30      In de onderhavige zaak zij er in de eerste plaats op gewezen, zoals de kamer van beroep in punt 24 van de bestreden beslissing heeft gedaan, dat het betwiste merk een complex teken is dat bestaat uit een zwarte achtergrond in de vorm van een vierkant met daarin de woordelementen „la mafia” en „se siente a la mesa” in witte letters met op de achtergrond de voorstelling van een rode roos.

31      Het woordelement „la mafia” steekt af tegen de achtergrond van de andere elementen, zowel door de plaats die het inneemt als door zijn centrale positie in het betwiste merk. Zo heeft het andere woordelement „se sienta a la mesa” een secundaire plaats, aangezien het onder het woordelement „la mafia” is geplaatst en in een veel kleiner lettertype is weergegeven. Hetzelfde geldt voor de rode roos op de achtergrond van het woordelement „la mafia”.

32      De kamer van beroep heeft aldus geen fout begaan toen zij in punt 25 van bestreden beslissing heeft aangegeven dat het woordelement „la mafia” dominant was in het betwiste merk.

33      In de tweede plaats moet om te beginnen het argument van verzoekster aan de kant worden geschoven dat is gegrond op het feit dat de maffia geen deel uitmaakt van de terroristische organisaties die in het gemeenschappelijk standpunt 2001/931 worden vermeld en waar de richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO naar verwijzen (deel B, afdeling 4).

34      Uit artikel 1 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931 blijkt immers dat de lijst in de bijlage erbij enkel personen, groepen en entiteiten vermeldt die betrokken zijn bij terroristische daden. Die lijst heeft niet als doel personen, groepen en entiteiten op te sommen die bij andere types van criminele activiteiten zijn betrokken. Als in een aangevraagd merk daarnaar wordt verwezen, kan dat eveneens de toepassing van de absolute weigeringsgrond voor de inschrijving in artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 rechtvaardigen. Bovendien blijkt uit de bewoordingen van de passage van de richtsnoeren voor onderzoek van het EUIPO die naar gemeenschappelijk standpunt 2001/931 verwijst, dat het EUIPO heeft onderstreept dat de voorbeelden die deze richtsnoeren geven van de absolute weigeringsgrond in artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009 niet exhaustief zijn.

35      Vervolgens zij erop gewezen dat het woordelement „la mafia” wereldwijd wordt verstaan als een verwijzing naar een criminele organisatie die uit Italië afkomstig is en waarvan de activiteiten zich uitstrekken tot andere staten dan de Italiaanse Republiek, met name binnen de Unie. Zoals de kamer van beroep in punt 26 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld, is het bovendien algemeen bekend dat deze criminele organisatie haar toevlucht neemt tot intimidatie, fysiek geweld en moord om haar activiteiten te verrichten, waaronder onder meer illegale drugshandel, illegale wapenhandel, witwassen van geld en corruptie.

36      Het Gerecht is van oordeel dat dergelijke criminele activiteiten de waarden schenden waarop de Unie is gegrond, meer bepaald de waarden van respect voor de menselijke waardigheid en vrijheid als bedoeld in artikel 2 VEU en de artikelen 2, 3 en 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze waarden zijn ondeelbaar en vormen het geestelijke en morele erfgoed van de Unie. Bovendien vormen de georganiseerde misdaad en de in punt 35 hierboven vermelde activiteiten bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie waarbij krachtens artikel 83 VWEU is voorzien in het optreden van de Uniewetgever. Zoals het EUIPO en de Italiaanse Republiek onderstrepen, worden talrijke middelen ingezet om de maffia te bestrijden, en dit niet alleen door de Italiaanse regering, maar ook op Unieniveau, aangezien de georganiseerde misdaad een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid in de hele Unie.

37      Ten slotte wordt het woordelement „la mafia” in Italië op zeer negatieve wijze waargenomen, omdat deze organisatie de veiligheid van deze lidstaat ernstig bedreigt. Het belang van de strijd tegen de maffia in Italië blijkt uit de repressieve bepalingen die in deze lidstaat van kracht zijn, waar het EUIPO en de Italiaanse Republiek naar verwijzen, en die specifiek zien op het lidmaatschap van deze organisatie of de steun eraan. Het belang van de strijd tegen de maffia in Italië wordt bovendien bevestigd doordat op het grondgebied van deze staat verschillende overheidsorganen bestaan die specifiek als opdracht hebben de onwettige activiteiten van de maffia te vervolgen en te beteugelen, en particuliere organisaties die hulp bieden aan de slachtoffers van deze organisatie.

38      De kamer van beroep heeft daarom terecht geoordeeld dat het woordelement „la mafia” in het betwiste merk bij het relevante publiek kennelijk de naam van een criminele organisatie oproept die verantwoordelijk is voor bijzonder ernstige aantastingen van de openbare orde.

39      In de derde plaats voert verzoekster in wezen aan dat het relevante publiek in het betwiste merk geen enkele waardering voor de criminele daden van de maffia waarneemt, aangezien zij aanleiding heeft gegeven tot talrijke fictiewerken, zowel boeken als films. Zij voegt daaraan toe dat de inschrijving van het betwiste merk niet als doel heeft te schokken of te beledigen, aangezien de waren en diensten die het aanduidt niet als doel hebben om een boodschap over te brengen, maar enkel om de filmsaga The Godfather voor de geest te halen. Zij preciseert dat het concept van haar restaurants thematisch is en verband houdt met deze saga, en dat het betwiste merk een reputatie in Spanje heeft verworven.

40      In dat verband zij eerst onderstreept dat een teken dat bijzonder schokkend of beledigend is, moet worden geacht in strijd te zijn met de openbare orde of de goede zeden, wat ook de waren en diensten zijn waarvoor het is ingeschreven (zie in die zin arrest van 5 oktober 2011, PAKI, T‑526/09, niet gepubliceerd, EU:T:2011:564, punt 15). Uit het samenstel van de verschillende alinea’s van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 7, lid 1, van verordening 2017/1001) volgt voorts dat deze naar de intrinsieke kenmerken van het aangevraagde merk verwijzen en niet naar omstandigheden betreffende de handelwijze van de aanvrager van het merk [arresten van 9 april 2003, Durferrit/BHIM – Kolene (NU–TRIDE), T‑224/01, EU:T:2003:107, punt 76, en 13 september 2005, Sportwetten/BHIM – Intertops Sportwetten (INTERTOPS), T‑140/02, EU:T:2005:312, punt 28].

41      Het feit dat de inschrijving van het betwiste merk niet als doel had te schokken of te beledigen, maar enkel de filmsaga The Godfather voor de geest te halen, heeft geen invloed op de negatieve waarneming van dat merk door het relevante publiek. Geen enkel element van het betwiste merk verwijst trouwens direct naar die saga.

42      Daarnaast zijn de reputatie verworven door het betwiste merk en het concept van de themarestaurants van verzoekster, die verband houden met de filmsaga The Godfather, geen intrinsieke kenmerken van het betwiste merk en zij zijn dus ook niet relevant voor de beoordeling of het betwist merk in strijd is met de openbare orde.

43      Verder is het gangbaar dat fictie in literatuur of film het publiek of een deel ervan schokt of beledigt door de uitwerking en de enscenering van de thema’s die zij aansnijden (zie in die zin arrest van 14 november 2013, FICKEN LIQUORS, T‑54/13, niet gepubliceerd, EU:T:2013:593, punt 33). Dat er talrijke boeken en films bestaan die over de mafia gaan, kan de perceptie van de wandaden van die organisatie dus geenszins wijzigen.

44      Zoals het EUIPO ten slotte in wezen onderstreept in zijn memorie van antwoord, kan de rode roos die in het betwiste merk wordt voorgesteld, door een groot deel van het relevante publiek worden waargenomen als het symbool van de liefde of van een geest van eendracht, in tegenstelling met het geweld dat de daden van de maffia kenmerkt.

45      Dit contrast wordt versterkt door de aanwezigheid van de zin „se sienta a la mesa” in het betwiste merk. Die zin betekent in het Spaans immers „gaat aan tafel” en kan door een groot deel van het relevante publiek dat die taal begrijpt, worden waargenomen als een verwijzing naar het samen nuttigen van een maaltijd. De maffia in verband brengen met voorstellingen van gezelligheid en ontspanning die door het gezamenlijk nuttigen van een maaltijd worden verbeeld, draagt er zodoende toe bij dat de illegale activiteiten van deze criminele organisatie worden vergoelijkt.

46      Zoals het EUIPO en de Italiaanse Republiek aanvoeren, kan de associatie van het woordelement „la mafia” met de andere elementen van het betwiste merk daarom een in zijn geheel positief beeld schetsen van de daden van de maffia en de waarneming van de criminele activiteiten van die organisatie vergoelijken.

47      Hieruit vloeit voort dat het betwiste merk, in zijn geheel genomen, naar een criminele organisatie verwijst, een in zijn geheel positief beeld van die organisatie geeft, en aldus de zware inbreuken van die organisatie op de fundamentele waarden van de Unie, vermeld in punt 36 hierboven, vergoelijkt. Het betwiste merk schokt of beledigt aldus niet alleen de slachtoffers van die criminele organisatie en hun gezinsleden maar ook elke persoon die op het grondgebied van de Unie met dat merk wordt geconfronteerd en een gemiddelde gevoeligheids- en tolerantiedrempel heeft.

48      De kamer van beroep heeft dus geen fout begaan toen zij heeft geoordeeld dat het betwiste merk in strijd was met de openbare orde in de zin van artikel 7, lid 1, onder f), van verordening nr. 207/2009, en daarom heeft bevestigd dat dat merk krachtens artikel 52, lid 1, onder a), van die verordening nietig diende te worden verklaard.

49      Aan die conclusie wordt geen afbreuk gedaan door de verwijzing van verzoekster naar verschillende Uniemerken die het woordelement „mafia” bevatten en naar de beslissingen MAFIA II en CONTRA-BANDO, teneinde aan te tonen dat het betwiste merk niet in strijd is met de openbare orde. Er zij immers aan herinnerd dat de beslissingen die de kamers van beroep van het EUIPO krachtens verordening nr. 207/2009 ter zake van de inschrijving van een teken als Uniemerk dienen te nemen, volgens vaste rechtspraak op een gebonden en niet op een discretionaire bevoegdheid berusten. De rechtmatigheid van deze beslissingen moet dan ook alleen op basis van deze verordening worden beoordeeld en niet op basis van een aan die beslissingen voorafgaande praktijk [arresten van 26 april 2007, Alcon/BHIM, C‑412/05 P, EU:C:2007:252, punt 65; 24 november 2005, ARTHUR ET FELICIE, T‑346/04, EU:T:2005:420, punt 71, en 6 april 2017, Nanu-Nana Joachim Hoepp/EUIPO – Fink (NANA FINK), T‑39/16, EU:T:2017:263, punt 84]. Daaruit volgt dat noch de beslissingen van het EUIPO die door verzoekster worden ingeroepen noch de inschrijving door het EUIPO van andere merken dan het betwiste merk die ook het woordelement „mafia” bevatten, afbreuk doen aan de bestreden beslissing.

50      Hetzelfde geldt voor de omstandigheid, die door verzoekster wordt onderstreept, dat verschillende merken die het woordelement „mafia” bevatten in Italië zijn ingeschreven. Het Unierechtelijke merkensysteem is immers een autonoom systeem dat uit een samenstel van regels bestaat en eigen doelstellingen nastreeft, en waarvan de toepassing losstaat van enig nationaal systeem. Of een teken als Uniemerk kan worden ingeschreven, dient derhalve alleen op basis van de relevante regeling te worden beoordeeld. Het EUIPO en, in voorkomend geval, de Unierechter zijn dus niet gebonden door beslissingen die op het niveau van de lidstaten zijn genomen, ook al kunnen zij daarmee rekening houden zelfs al zijn die beslissingen genomen krachtens een op Unieniveau geharmoniseerde nationale wetgeving [zie in die zin arresten van 14 november 2013, FICKEN LIQUORS, T‑54/13, niet gepubliceerd, EU:T:2013:593, punt 46; 15 juli 2015, Australian Gold/BHIM – Effect Management & Holding (HOT), T‑611/13, EU:T:2015:492, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 27 juni 2017, Jiménez Gasalla/EUIPO (B2B SOLUTIONS), T‑685/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:438, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Daaruit volgt dat noch het EUIPO noch de Unierechter gebonden zijn door nationale beslissingen tot inschrijving zoals die waar verzoekster naar verwijst, zodat deze niet hoeven te worden onderzocht [zie in die zin arresten van 12 februari 2015, Compagnie des montres Longines, Francillon/BHIM – Cheng (B), T‑505/12, EU:T:2015:95, punt 86 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 27 juni 2017, B2B SOLUTIONS, T‑685/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:438, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

51      Bijgevolg moet het beroep ongegrond worden verklaard, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over enerzijds het door de Italiaanse Republiek opgeworpen middel van niet-ontvankelijkheid van het gehele beroep en anderzijds het door het EUIPO opgeworpen middel van niet-ontvankelijkheid van de tweede vordering, strekkende tot geldigverklaring van het betwiste merk.

 Kosten

52      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vorderingen van het EUIPO en van de Italiaanse Republiek te worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT (Negende kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      La Mafia Franchises, SL wordt verwezen in de kosten.

GervasoniMadiseda Silva Passos

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 maart 2018.

ondertekeningen


*      Procestaal: Engels.