Language of document :

Beroep ingesteld op 18 december 2013 – Italian international film / EACEA

(Zaak T-676/13)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italian international film Srl (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: A. Fratini en B. Bettelli, advocaten)

Verwerende partij: Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep toe te wijzen en het besluit van het Agentschap van 8 oktober 2013 tot afwijzing van het in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/21/12 ingediende project voor de film „Only God Forgives” derhalve nietig te verklaren;

het Agentschap te gelasten alle daarmee samenhangende maatregelen te treffen;

het Agentschap te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen het besluit van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur tot afwijzing van het project voor de film „Only God Forgives” dat is ingediend in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/21/12 (MEDIA 2007 – Steun voor de transnationale distributie van Europese films – het „selectieve” programma 2013) (2012/C 300/07).

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 296 VWEU, artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 133, lid 3, van het financieel reglement wegens ontoereikende motivering

De verzoekende partij stelt dienaangaande in het bijzonder dat zij niet begrijpt waarom verweerder het door haar ingediende project in casu als niet subsidiabel heeft beschouwd. In het bestreden besluit wordt de afwijzing van dat project namelijk op een andere wijze gemotiveerd dan in het eerdere schrijven van 7 augustus 2013, waarin haar wordt verweten dat zij niet voldoet aan een in de richtsnoeren opgenomen subsidiabiliteitscriterium dat verschilt van het criterium als vermeld in het bij die brief gevoegde voorgedrukte model (de distributie van de film in bioscopen wordt niet door de verzoekende partij zelf verricht). In het bestreden besluit wordt het project echter afgewezen op grond van de vijfde alinea van artikel 5, lid 1, van de richtsnoeren, volgens welke uitbesteding is toegestaan, zij het slechts in beperkte mate.

Tweede middel: schending van artikel 167 VWEU en de uitvoeringsbepalingen, waaronder het financieel reglement, en van de punten 3 en 4 van de oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/21/12

De verzoekende partij betoogt in dit verband dat de in het bestreden besluit uiteengezette argumenten kennelijk onjuist zijn. Zij preciseert op dit punt dat uit de bewoordingen van het bestreden besluit blijkt dat het Agentschap de contractuele verhouding tussen haar en Rai Cinema ten onrechte en willekeurig heeft aangemerkt als uitbesteding. Uit hetzelfde schrijven volgt bovendien dat het Agentschap uitbesteding verwart met een overeenkomst voor delegatie van de activiteit bestaande in de „physical distribution” aan een derde.