Language of document : ECLI:EU:C:2016:836

Zaak C41/15

Gerard Dowling e.a.

tegen

Minister for Finance

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de High Court (Ierland)]

„Verordening (EU) nr. 407/2010 – Europees financieel stabilisatiemechanisme – Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU – Financiële bijstand van de Europese Unie aan Ierland – Herkapitalisatie van de nationale banken – Vennootschapsrecht – Tweede richtlijn (77/91/EEG) – Artikelen 8, 25 en 29 – Herkapitalisatie van een bank bij wege van rechterlijk bevel – Verhoging van het maatschappelijk kapitaal zonder dat de algemene vergadering hierover een beslissing heeft genomen en zonder dat de uitgegeven aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders zijn aangeboden – Uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan de nominale waarde ervan”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016

Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vennootschappen – Richtlijn 77/91 – Wijziging van het kapitaal van een naamloze vennootschap – Herkapitalisatie, bij wege van rechterlijk bevel, van een bank die zich in een situatie van illiquiditeit bevindt waardoor de financiële stabiliteit van de Unie wordt bedreigd – Verhoging van het maatschappelijk kapitaal zonder dat de algemene vergadering hierover een beslissing heeft genomen en zonder dat de uitgegeven aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders zijn aangeboden – Toelaatbaarheid

(Richtlijn 77/91 van de Raad, tweede overweging en art. 8, lid 1, 25 en 29)

Artikel 8, lid 1, en de artikelen 25 en 29 van de Tweede richtlijn (77/91) strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel [54, tweede alinea, VWEU], om de belangen te beschermen van zowel de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van het kapitaal ervan, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een maatregel als een rechterlijk bevel, die wordt genomen in een situatie waarin de financiële stabiliteit van de Unie wordt bedreigd door een ernstige verstoring van de economie en van het financiële stelsel van een lidstaat, en die tot gevolg heeft dat het kapitaal van een naamloze vennootschap zonder goedkeuring van de algemene vergadering van die vennootschap wordt verhoogd door de uitgifte van nieuwe aandelen tegen een lager bedrag dan de nominale waarde ervan en zonder dat aan de bestaande aandeelhouders een voorkeurrecht wordt verleend.

De Tweede richtlijn beoogt, volgens de tweede overweging ervan, immers een gelijkwaardige minimumbescherming van de aandeelhouders en de schuldeisers van naamloze vennootschappen te verzekeren. De in deze richtlijn bedoelde maatregelen inzake de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding, de verhoging en de vermindering van het kapitaal ervan garanderen dus een dergelijke bescherming tegen handelingen van organen van deze vennootschappen en betreffen derhalve de normale werking ervan. Het rechterlijk bevel vormt evenwel geen handeling die een orgaan van een naamloze vennootschap in het kader van de normale werking van deze vennootschap heeft genomen, maar een uitzonderlijke maatregel waarmee de nationale autoriteiten – via een kapitaalverhoging – beoogden te voorkomen dat deze vennootschap failliet zou gaan, hetgeen de financiële stabiliteit van de Unie zou bedreigen. De bescherming die de Tweede richtlijn aan aandeelhouders en schuldeisers van een naamloze vennootschap biedt met betrekking tot het maatschappelijke kapitaal van deze vennootschap, geldt niet voor een dergelijke nationale maatregel, die is genomen in het kader van een situatie waarin de economie en het financiële stelsel van een lidstaat ernstig worden bedreigd, en die een einde beoogt te maken aan een systemische bedreiging van de financiële stabiliteit van de Unie die voortvloeit uit het feit dat de betrokken vennootschap onvoldoende eigen vermogen heeft.

De voorschriften van de Tweede richtlijn verzetten zich dus niet ertegen dat de nationale autoriteiten in een situatie van ernstige bedreiging van de economie en van het financiële stelsel van een lidstaat een uitzonderlijke maatregel, zoals de uitvaardiging van een rechterlijk bevel, nemen met betrekking tot het maatschappelijke kapitaal van een naamloze vennootschap, zonder dat de algemene vergadering van deze vennootschap daarmee heeft ingestemd, teneinde een systemisch risico te vermijden en de financiële stabiliteit van de Unie te verzekeren.

(zie punten 49‑51, 55 en dictum)