Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstolen (Zweden) op 17 mei 2024 – Finansinspektionen / Carnegie Investment Bank AB

(Zaak C-363/24)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Högsta domstolen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Finansinspektionen

Verwerende partij: Carnegie Investment Bank AB

Prejudiciële vragen

Kan een mededeling dat een bepaalde persoon is opgenomen in een lijst van personen met voorwetenschap en geen aandelen van een uitgevende instelling mag verkopen, van een voldoende concrete aard zijn om voorwetenschap te vormen in de zin van artikel 7, lid 2, van de verordening marktmisbruik1 , zelfs als de redenen voor de opname van de persoon in de lijst niet duidelijk zijn?

Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, onder welke voorwaarden dan?

Is het voor de beoordeling of een mededeling als bedoeld in de eerste vraag voorwetenschap uitmaakt, van belang of de beoordeling van de uitgevende instelling volgens welke de omstandigheden die hebben geleid tot de opname van de persoon in de lijst van personen met voorwetenschap, voorwetenschap uitmaakten, juist was?

Is het voor de beoordeling of een mededeling als bedoeld in de eerste vraag voorwetenschap uitmaakt, relevant of de informatie in de mededeling juist was?

____________

1 Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB 2014, L 173, blz. 1).