Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond (Nederland) op 4 juni 2024 – C tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(Zaak C-387/24, Bouskoura1 )

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: C

Verweerder: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Prejudiciële vraag

Dienen artikel 15, tweede lid aanhef en onder b, richtlijn 2008/1151 , artikel 9, derde lid, richtlijn 2013/332 en artikel 28, vierde lid, verordening nr. 604/20133 , gelezen in samenhang met artikelen 6 en 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, aldus te worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit steeds verplicht is om de in bewaring gestelde persoon onmiddellijk in vrijheid te stellen indien de bewaring op enig moment gedurende de ononderbroken tenuitvoerlegging van een reeks opvolgende bewaringsmaatregelen onrechtmatig is geweest of is geworden?

____________

1 De naam van de onderhavige zaak is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, L 348, blz. 98).

1 Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB 2013, L 180, blz. 96).

1 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31).