Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Dioikitiko Protodikeio Thessalonikis (Griekenland) op 30 januari 2024 – HF / Anexartiti Archi Dimosion Esodon

(Zaak C-72/24, Κeladis Ι1 )

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Dioikitiko Protodikeio Thessalonikis

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: HF

Verwerende partij: Anexartiti Archi Dimosion Esodon

Prejudiciële vragen

Voldoen de statistische waarden, aangeduid als „drempelprijzen” (threshold values)-„eerlijke prijzen” (fair prices), die berusten op de statistische gegevensbank COMEXT van Eurostat en geput worden uit het informatiesysteem (AFIS-Anti Fraud Information System) van OLAF, waarvan het geautomatiseerde monitorinstrument (Automated Monitoring Tool-AMT) een toepassing is, en waartoe de nationale douaneautoriteiten via hun eigen elektronische systeem toegang hebben, aan de in het arrest van 9 juni 2022, C-187/21, Fawkes Kft.1 , geformuleerde voorwaarde van toegankelijkheid voor alle marktdeelnemers? Zijn de erin opgenomen gegevens uitsluitend geaggregeerd, zoals die welke worden omschreven in de op het relevante tijdstip geldende verordeningen nr. 471/20092 en 113/20103 betreffende de communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen?

Kunnen de nationale douaneautoriteiten, indien de statistische waarden van de gegevensbank COMEXT algemeen toegankelijk worden geacht en niet uitsluitend geaggregeerde gegevens bevatten, in het kader van een a posteriori controle, waar een fysieke controle van de ingevoerde goederen niet mogelijk is, alleen van die waarden gebruik maken ter onderbouwing van hun gegronde twijfel of de in de aangiften vermelde waarde correspondeert met de transactiewaarde, dat wil zeggen het werkelijk voor die goederen betaalde of verschuldigde bedrag, of ook als basis voor de vaststelling van de douanewaarde daarvan met toepassing van de alternatieve methode van artikel 30, lid 2, onder c), van het communautair douanewetboek (verordening nr. 2913/1992)1 [in het ermee corresponderende artikel 7[4], lid 2, onder c), van het douanewetboek van de Unie (verordening nr. 952/20132 ) „aftrekmethode” genoemd] of eventueel een andere alternatieve methode? Op welke wijze is het feit dat niet kan worden geverifieerd of de transacties in het relevante tijdvak betrekking hebben op identieke of soortgelijke goederen in de zin van artikel 152, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2454/933 (uitvoeringsverordening) op het antwoord op deze vraag van invloed?

Hoe dit ook zij, verzetten de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) betreffende de vaststelling van de douanewaarde, oftewel de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de algemene overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994, waarbij de Europese Unie partij is, zich tegen het gebruik van die statistische waarden voor het vaststellen van de douanewaarde van bepaalde ingevoerde goederen, hetgeen neerkomt op de toepassing van minimumprijzen, in het licht van het feit dat deze overeenkomst het gebruik van minimumprijzen uitdrukkelijk uitsluit?

Gelden het voorbehoud met betrekking tot de algemene beginselen en regelingen van de in de vorige vraag genoemde internationale overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de algemene overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994, dat wordt gemaakt in artikel 31, lid 1, van het communautair douanewetboek (verordening nr. 2913/1992) betreffende de fall-backmethode voor vaststelling van de douanewaarde, respectievelijk de uitsluiting van de toepassing van die minimumwaarden in lid 2 van datzelfde artikel [die niet voorkomt in de daarmee corresponderende bepaling van artikel 74, lid 3, van het douanewetboek van de Unie (verordening nr. 952/2013)], alleen wanneer die methode wordt toegepast, of gelden deze voor alle alternatieve methoden van vaststelling van de douanewaarde?

Komt, indien blijkt dat bij de invoer gebruik is gemaakt van de vereenvoudigingsmogelijkheid van comprimering van de douaneklassen, in overeenstemming met artikel 81 van het communautair douanewetboek (verordening nr. 2913/1992) [thans artikel 177 van het douanewetboek van de Unie (verordening nr. 952/2013)], de alternatieve methode van artikel 30, lid 2, onder c), van het communautair douanewetboek (verordening nr. 2913/1992) [respectievelijk artikel 70, lid 2, onder c), van het douanewetboek van de Unie (verordening nr. 952/2013)] nog voor toepassing in aanmerking, ondanks dat de in dezelfde aangiften onder dezelfde Taric-code aangegeven goederen niet identiek zijn en er dus een fictieve waarde wordt vastgesteld voor alle goederen die niet onder de aangegeven code vallen?

Zijn naar de vereisten ten slotte, hoe de antwoorden op de voorgaande vragen ook mogen luiden, de bepalingen van de Griekse wetgeving betreffende de aanwijzing van de tot voldoening van de invoer-btw gehouden persoon van het Unierecht voldoende duidelijk, voor zover zij als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon aanwijzen „degene die volgens de bepalingen van de douanewetgeving wordt aangemerkt als eigenaar van de ingevoerde goederen”?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Arrest van het Hof van 9 juni 2022, FAWKES, C 187/21, EU:C:2022:458.

1 Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB 2009, L 152, blz. 23).

1 Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 471/2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de dekking, de definitie van de gegevens, de opstelling van handelsstatistieken naar bedrijfskenmerken en factuurvaluta, en de specifieke goederen of bewegingen betreft (PB 2010, L 37, blz. 1).

1 Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1).

1 Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).

1 Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 (PB 1993, L 253, blz. 1).