Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 22 april 2024 – M. B./Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu

(Zaak C-277/24, Adjak1 )

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: M. B.

Verwerende partij: Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 205 en 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 , zoals gewijzigd, gelezen in samenhang met artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten) en artikel 17 (eigendomsrecht), artikel 41 (recht op behoorlijk bestuur) en artikel 47 (recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en ook het evenredigheidsbeginsel, het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging, die door het recht van de Europese Unie worden gewaarborgd, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling en een daarop gebaseerde nationale praktijk op grond waarvan een natuurlijke persoon [lid van het bestuursorgaan van een rechtspersoon] die met zijn gehele privévermogen hoofdelijk aansprakelijk kan zijn voor de btw-verplichtingen van die rechtspersoon het recht wordt ontzegd om deel te nemen aan een procedure die ertoe strekt in de vorm van een definitief besluit van de belastingdienst de belastingverplichtingen van die rechtspersoon vast te stellen, en deze natuurlijke persoon tegelijkertijd in een afzonderlijke procedure die ertoe strekt zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-verplichtingen van die rechtspersoon vast te stellen, verstoken is van een adequaat middel om eerdere vaststellingen en beoordelingen over het bestaan of de hoogte van de belastingverplichtingen van de rechtspersoon in het definitieve besluit van de belastingdienst dat eerder is vastgesteld zonder deelname van deze natuurlijke persoon doeltreffend te betwisten, waarbij dit besluit vervolgens krachtens een nationale bepaling, bekrachtigd door een nationale praktijk, een precedent vormt in die procedure?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 PB 2006, L 347, blz. 1.