Language of document :

Beroep ingesteld op 10 juli 2007 - Buzzi Unicem / Commissie

(Zaak T-241/07)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Buzzi Unicem SpA (vertegenwoordigers: C. Vivani en M. Vellano, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 15 mei 2007 betreffende het nationale plan voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten dat de Italiaanse Republiek heeft aangemeld overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad - wegens schending van het EG-Verdrag en van de beginselen en voorschriften die ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld - voor zover daarin is bepaald dat het nationale plan voor toewijzing in die zin moet worden gewijzigd dat rationaliseringsmaatregelen volgens welke de exploitant een gedeelte van de toegewezen rechten mag behouden in het geval van "sluiting wegens processen van rationalisering van de productie" (artikel 1, punt 4, en artikel 2, punt 4, van de beschikking) niet langer zijn toegestaan;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij de bestreden beschikking is het nationale toewijzingsplan dat Italië bij brief van 15 december 2006 heeft aangemeld, onverenigbaar verklaard met richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad.

Het punt waartegen specifiek bezwaar wordt gemaakt betreft de mogelijkheid dat de exploitant een gedeelte van de toegewezen rechten mag behouden in het geval van sluiting wegens processen van rationalisering van de productie-installaties of van gedeelten daarvan.

Tot staving van haar stellingen voert verzoekster het volgende aan:

verweerster heeft ten onrechte haar eigen analyse in termen van "aanpassing van de toewijzingen" opgelegd, zodat de mogelijkheid van de zogenoemde "aanpassingen achteraf" wordt uitgesloten. Verzoekster erkent in dit verband dat dit soort aanpassingen de markt verstoort en tot onzekerheid voor de ondernemingen leidt alsmede criterium nr. 10 van bijlage III bij bovengenoemde richtlijn schendt. Volgens verzoekster gaat het er eerder om dat wordt vermeden dat aanspraken op de toe te wijzen emissierechten verloren gaan, en dat dus de juridische bevoegdheid om daarover te beschikken middels gebruik in andere installaties verloren gaat. Het gaat er wezen om dat wordt vermeden dat er een obstakel ontstaat voor de vrije organisatie en de toepassing van het subjectieve recht van een onderneming, hetgeen bovendien in strijd is met de beginselen van logica, evenredigheid en bescherming van het milieu en van de mededinging als bedoeld in de artikelen 5 EG, 174 EG en 175 EG.

de bestreden beschikking is voorts in strijd met de logische premissen waarop zij is gebaseerd. Daarbij dient te worden gepreciseerd dat de Commissie in punt 4 van de considerans van de bestreden beschikking erkent dat de richtlijn de mogelijkheid bevat dat de lidstaten aanpassingen aanbrengen mits een dergelijke aanpassing geen terugwerkende kracht heeft en geen afbreuk doet aan de functionering van het gemeenschapssysteem. In het onderhavige geval zet de exploitant van de gesloten installaties zijn activiteiten voort en blijft hij actief op de markt met de andere goedgekeurde installaties. Een "aanpassing van de toewijzing" moet, naar eigen zeggen van de Commissie, dus mogelijk zijn.

verweerster heeft verzuimd uiteen te zetten welke redenering zij heeft gevolgd om het bekritiseerde mechanisme onverenigbaar te verklaren omdat het een "aanpassing achteraf" zou zijn.

schending van het beginsel van gelijke behandeling gelet op hetgeen is vastgesteld in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het nationale toewijzingsplan van het Verenigd Koninkrijk.

____________