Language of document :

Beroep ingesteld op 12 augustus 2008 - Ligny Pesca di Guaiana Francesco e.a. / Commissie

(Zaak T-330/08)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Ligny Pesca di Guaiana Francesco e C. Snc (Trapani, Italië), Macaluso Gaetano (Palermo, Italië), Gallo (Salerno, Italië), Severino Pesca (Salerno, Italië), Gallo Pesca (Salerno, Italië), Fulvia di Pappalardo Luigi Matteo (Cetara, Italië), Federazione Nazionale delle Imprese di Pesca (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: A. Clarizia en P. Ziotti, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de in de inleiding van het verzoekschrift geformuleerde vorderingen toewijzen en bijgevolg nietig verklaren de verordening houdende verbod met ingang van 16 juni 2008 op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45 ° WL, en in de Middellandse Zee door ringzegenvaartuigen die de Italiaanse vlag voeren (artikel 1 van de verordening) alsmede het verbod met ingang van 16 juni 2008 voor marktdeelnemers van de Gemeenschap op het instemmen met het aanvoeren, het kooien voor afmesten of voor de viskweek, of het overladen in wateren of havens van de Gemeenschap van blauwvintonijn die met ringzegenvaartuigen is gevangen in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45 ° WL, en in de Middellandse Zee (artikel 3, lid 1, van de verordening);

de Commissie verwijzen in de kosten van het onderhavige geding in de zin van artikel 87 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, daaronder begrepen de kosten voor juridische bijstand van de verzoekende partijen.

Middelen en voornaamste argumenten

De middelen en voornaamste argumenten zijn nagenoeg dezelfde als die welke zijn aangevoerd in de zaken T-305/08, Italië/Commissie, en T-313/08, Veromar di Tudisco Alfio & Salvatore Snc/Commissie. Gesteld wordt inzonderheid dat de bestreden verordening op een onjuiste rechtsgrondslag berust voor zover artikel 7 van verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358, blz. 59) niet de juiste grondslag is voor de in eerstgenoemde verordening besloten liggende maatregelen, die op basis van artikel 26, leden 2 en 3, van verordening nr. 2371/2002 hadden moeten worden getroffen.

____________