Language of document : ECLI:EU:T:2016:85

Zaak T‑164/14

Calberson GE

tegen

Europese Commissie

„Arbitragebeding – Programma om Rusland van landbouwproducten te voorzien – Levering van rundvlees – Niet-nakoming van de overeenkomst door het interventiebureau – Toepasselijk recht – Verjaring – Te late vrijgave van bepaalde leveringszekerheden – Gedeeltelijke betaling van een transportfactuur – Gebrekkige betaling in een vreemde valuta van bepaalde facturen – Vertragingsrente”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 18 februari 2016

1.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst voor het vervoer van goederen – Toepasselijk recht

(Verdrag van Rome van 19 juni 1980; verordening nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3 en 5; verordeningen van de Commissie nrs. 111/1999 en 1799/1999)

2.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Algemene verwijzing naar andere geschriften die bij het verzoekschrift zijn gevoegd – Niet-ontvankelijkheid

[Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 1, c)]

3.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Verzoek tot betaling van vertragingsrente – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

(Verordeningen van de Commissie nr. 111/1999, art. 10, lid 2, en nr. 1799/1999)

1.      Het op een door een instelling van de Unie gesloten overeenkomst toepasselijke recht is het recht waarin uitdrukkelijk is voorzien in de overeenkomst. De contractuele bepalingen die de wilsovereenstemming tussen partijen uitdrukken, dienen immers te prevaleren boven enig ander criterium, waarop enkel een beroep kan worden gedaan wanneer de overeenkomst ter zake geen uitsluitsel geeft. Ingeval de overeenkomst ter zake geen uitsluitsel geeft, dient de Unierechter het toepasselijke recht te bepalen aan de hand van de algemeen in de lidstaten aanvaarde beginselen en met gebruikmaking van de regels van het internationaal privaatrecht zoals met name neergelegd in het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, vervangen door verordening nr. 593/2008 (Rome I).

Wat in dat verband een overeenkomst voor het vervoer van goederen betreft die is gesloten door de Commissie en de onderneming die is geselecteerd in het kader van de bij verordening nr. 1799/1999 inzake de levering van rundvlees aan Rusland, overeenkomstig verordening nr. 111/1999 houdende algemene uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 2802/98, geopende procedure tot openbare inschrijving, dient een op die overeenkomst betrekking hebbend geschil te worden beslecht op basis van de contractuele bepalingen, dat wil zeggen aan de hand van de bepalingen van de verordeningen nr. 111/1999 en nr. 1799/1999 en, voor niet door deze verordeningen geregelde kwesties, het Franse recht, wanneer de vervoerder zijn verblijfplaats in Frankrijk heeft en uit bijlage II bij verordening nr. 1799/1999 volgt dat het rundvlees met bestemming Rusland is ingeladen in Frankrijk.

(cf. punten 23, 25‑28)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 61)

3.      Wat betreft de betaling van vertragingsrente in het kader van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht kan er pas van te late betaling worden gesproken vanaf het moment dat de schuldenaar in gebreke is gesteld, wanneer in de leveringsovereenkomst niet is bepaald dat ingebrekestelling van rechtswege intreedt door het enkele verstrijken van de termijn.

Wat verder een overeenkomst betreft die is gesloten door de Commissie en de onderneming die is geselecteerd in het kader van de bij verordening nr. 1799/1999 inzake de levering van rundvlees aan Rusland, overeenkomstig verordening nr. 111/1999 houdende algemene uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 2802/98, geopende procedure tot openbare inschrijving, bepaalt artikel 10, lid 2, van verordening nr. 111/1999 dat bij een betalingsaanvraag verschillende bewijsstukken moeten worden gevoegd. Bij het ontbreken daarvan vindt er geen betaling plaats. Bijgevolg geeft het enkele opstellen van een factuur geen recht op betaling.

(cf. punten 74, 77)