Language of document : ECLI:EU:F:2007:227

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zwolle-Lelystad (Nederland) op 31 maart 2011 - Bibi Mohammad Imran tegen Minister van Buitenlandse Zaken

(Zaak C-155/11)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zwolle-Lelystad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Bibi Mohammad Imran

Verweerder: Minister van Buitenlandse Zaken

Prejudiciële vragen

Laat artikel 7, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn1 toe dat een lidstaat een gezinslid, als bedoeld in artikel 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, van een rechtmatig in die lidstaat wonende burger van een derde land, de toegang en verblijf weigert uitsluitend op de grond dat dit gezinslid niet het in de wetgeving van die lidstaat voorgeschreven inburgeringsexamen in het buitenland heeft behaald?

Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang dat het gezinslid de moeder is van acht, waarvan zeven minderjarige, rechtmatig in die lidstaat wonende kinderen?

Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang of in het land van verblijf voor het gezinslid toegankelijk onderwijs in de taal van die lidstaat beschikbaar is?

Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang of het gezinslid gezien zijn of haar vooropleiding en persoonlijke situatie, met name medische problematiek, in staat is binnen afzienbare tijd voor dat examen te slagen?

Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang dat geen toetsing plaatsvindt aan de bepalingen in artikel 5, vijfde lid, en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, artikel 24 van het Handvest of het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel?

Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang dat burgers van bepaalde andere derde landen alleen op grond van hun nationaliteit zijn vrijgesteld van de verplichting te slagen voor het inburgeringsexamen in het buitenland?

____________

1 - Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251, blz. 12).