Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo nº 1 de Oviedo (Spanje) op 16 maart 2016 – Margarita Isabel Vega González / Consejería de Hacienda y Sector Público de la Administración del Principado de Asturias

(Zaak C-158/16)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado Contencioso-Administrativo nº 1 de Oviedo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Margarita Isabel Vega González

Verwerende partij: Consejería de Hacienda y Sector Público de la Administración del Principado de Asturias

Prejudiciële vragen

Moet het begrip „arbeidsvoorwaarden” in clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG1 van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat het eveneens betrekking heeft op de juridische situatie dat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die zijn gekozen in een vertegenwoordigende politieke functie, zoals werknemers in vaste dienst, hun werkgever om opschorting van de dienstbetrekking kunnen verzoeken en deze kunnen verkrijgen, met de mogelijkheid om na afloop van het betrokken politieke mandaat terug te keren naar hun oude functie?

Moet het discriminatieverbod dat is vervat in clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat dit verbod zich verzet tegen een nationale regeling zoals artikel 59, lid 2, van Ley 3/1985 de ordenación de la función pública Asturiana [wet 3/1985 van het Principado de Asturias van 26 december 1985 inzake de organisatie van het ambtenarenapparaat van de overheid van het Principado de Asturias], waarin het recht op toekenning van de ambtelijke stand van verlof wegens bijzondere diensten volkomen wordt ontzegd aan ambtenaren in tijdelijke dienst die worden gekozen als lid van het regionale parlement, terwijl dit recht wel wordt toegekend aan ambtenaren in vaste dienst?

____________

1 PB L 175, blz. 43.