Language of document :

Beroep ingesteld op 13 februari 2012 - Oil Turbo Compressor / Raad

(Zaak T-63/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Oil Turbo Compressor Co. (Private Joint Stock) (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: K. Kleinschmidt, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, nietig verklaren, voor zover dit besluit betrekking heeft op verzoekster;

krachtens artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een maatregel tot organisatie van de procesgang treffen waarbij verweerder wordt verzocht, alle documenten betreffende het bestreden besluit over te leggen, voor zover zij betrekking hebben op verzoekster;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.

Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de aan het besluit ten grondslag liggende feiten

Het bestreden besluit gaat uit van onjuiste feiten. Dit geldt met name voor de in bijlage I, punt 48, bij het bestreden besluit aangevoerde veronderstelling van verweerder dat verzoekster een filiaal is van de op de EU-lijst geplaatste onderneming Sakhte Turbopomp va Kompressor (SATAK) (ook bekend als Turbo Compressor Manufacturer, TCMFG). Verzoekster is direct noch indirect via een participatiemaatschappij betrokken bij proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten en/of de ontwikkeling van overbrengingssystemen voor nucleaire wapens of andere wapensystemen. Er bestaan geen feiten die het besluit van verweerder en de ermee verbonden ernstige aantasting van de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: "Handvest van de grondrechten") gewaarborgde grondrechten van verzoekster rechtvaardigen.

Verzoekster stelt in dit verband dat sprake is van een aantasting van de vrijheid van ondernemerschap die haar door artikel 16 van het Handvest van de grondrechten wordt geboden en beroept zich voorts op het door artikel 17 van dat handvest gewaarborgde recht om rechtmatig verkregen goederen binnen de Europese Unie te gebruiken en daarover te beschikken, alsook op de in artikel 20 en 21 van datzelfde handvest verankerde beginselen van gelijkheid en non-discriminatie.

Tweede middel: schending van verzoeksters recht op een eerlijk proces en op doeltreffende rechterlijke bescherming

Volgens verzoekster is de in bijlage I, punt 48, van het bestreden besluit aangevoerde motivering te algemeen en kan deze op zich niet de ernstige aantasting van haar grondrechten rechtvaardigen. Verweerder benoemt volgens haar noch de feiten die zich volgens hem hebben voorgedaan, noch de bewijzen die daarvoor zouden bestaan. Verzoekster zelf zijn geen feiten en/of bewijzen bekend die het bestreden besluit rechtvaardigden.

Derde middel: schending van het in een rechtstaat geldende evenredigheidsbeginsel

Verzoekster betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien er geen begrijpelijke samenhang bestaat tussen de opneming van verzoekster in bijlage II bij besluit 2010/413/GASP en de doelstelling van het besluit, die erin bestaat proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten en/of de ontwikkeling van overbrengingssystemen voor nucleaire wapens of andere wapensystemen door de Islamitische Republiek Iran te verhinderen. Verweerder zet bovendien niet uiteen waarom de uitsluiting van verzoekster van het economisch verkeer met de Europese Unie een gepast en, met name, het minst ingrijpende middel is om het nagestreefde doel te bereiken. Verzoekster stelt voorts dat er kennelijk geen afweging heeft plaatsgevonden tussen de ernstige aantasting van haar grondrechten en het beweerdelijk door verweerder nagestreefde doel.

Vierde middel: schending van het in een rechtstaat geldende beginsel om te worden gehoord

Volgens verzoekster heeft verweerder verzuimd voldoende gronden aan te voeren voor opneming van verzoekster in de lijst in bijlage II bij besluit 2010/413/GASP. Daarmee schendt verweerder de verplichting om de in het bestreden besluit beweerdelijk gerechtvaardigde feitelijke en individuele gronden met betrekking tot verzoekster uiteen te zetten. Het bestreden besluit is niet aan verzoekster betekend. Ook is verzoekster niet gehoord. Haar verzoek om inzage in de stukken van de onderhavige zaak is niet ingewilligd.

____________

1 - Besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 319, blz. 71).